De boerenzwaluw is een vogel die behoort tot de familie zwaluwen Het is de meest wijdverspreide soort van deze familie; het verspreidingsgebied beslaat vrijwel de hele wereld, waarbij er zeven ondersoorten worden onderscheiden. De boerenzwaluw is een opvallende verschijning door zijn blauwzwarte verenkleed met lange buitenste staartveren en door zijn grote wendbaarheid in de vlucht tijdens de jacht op vliegende insecten.
Een groot deel van zijn leven brengt de boerenzwaluw in de lucht door. Het is een trekvogel die grote afstanden aflegt. De boerenzwaluw overwintert in Afrika, Zuid-Amerika of het zuiden van Azië, waarna in de lente naar Europa, Noord-Amerika of het noorden van Azië wordt getrokken voor de voortplanting. Boerenzwaluwen broeden in landelijke gebieden met voldoende water. Koppels bouwen hun nest van modder vermengd met speeksel in allerlei menselijke bouwwerken, zoals schuren en bruggen. Ze brengen in het broedseizoen twee of drie broedsels groot, alvorens weer naar de overwinteringsgebieden te trekken.
Reeds duizenden jaren leeft de boerenzwaluw in de nabijheid van de mens, zoals onder andere blijkt uit vermeldingen in de literatuur van de Oude Wereld. Als aankondiger van de lente wordt de boerenzwaluw door veel boeren gezien als brenger van geluk, terwijl hij bij zeelieden symbool staat voor een veilige thuisvaart.
Een groot deel van zijn leven brengt de boerenzwaluw in de lucht door. Het is een trekvogel die grote afstanden aflegt. De boerenzwaluw overwintert in Afrika, Zuid-Amerika of het zuiden van Azië, waarna in de lente naar Europa, Noord-Amerika of het noorden van Azië wordt getrokken voor de voortplanting. Boerenzwaluwen broeden in landelijke gebieden met voldoende water. Koppels bouwen hun nest van modder vermengd met speeksel in allerlei menselijke bouwwerken, zoals schuren en bruggen. Ze brengen in het broedseizoen twee of drie broedsels groot, alvorens weer naar de overwinteringsgebieden te trekken.
Reeds duizenden jaren leeft de boerenzwaluw in de nabijheid van de mens, zoals onder andere blijkt uit vermeldingen in de literatuur van de Oude Wereld. Als aankondiger van de lente wordt de boerenzwaluw door veel boeren gezien als brenger van geluk, terwijl hij bij zeelieden symbool staat voor een veilige thuisvaart.
De vogel heeft een voorkeur voor het platteland als leef- en broedgebied, waarbij hij zijn nest onder andere bouwt in boerderijen, schuren en stallen. De Nederlandstalige naam verwijst daarnaar. Ook in andere talen wordt aan het platteland als broedgebied gerefereerd. Zo luidt de Engelse naam barn swallow en de Franse naam hirondelle rustique, wat respectievelijk 'schuurzwaluw' en 'landelijke zwaluw' betekent.In de wetenschappelijke naam Hirundo rustica wordt eveneens naar het platteland verwezen.
Andere minder gebruikelijke of historische Nederlandstalige namen voor de boerenzwaluw verwijzen naar andere favoriete nestplaatsen in menselijke bouwwerken, zoals brugzwaluw, muurzwaluw, metselaar, schoorsteenzwaluw en rookzwaluw. Net als de Duitse naam Rauchschwalbe refereren de laatste twee namen aan een rookkanaal als nestplaats, waarbij 'rook' ook kan verwijzen naar de zwarte roetkleur van de boerenzwaluw. Veel dialecten kennen alternatieve namen, zoals zwalum, zwolm en zwalie in Vlaamse dialecten, zwaalve in het Drents en swel in het Fries. |
De oorsprong van het woord 'zwaluw' is niet zeker. Er is geopperd dat het is afgeleid van het woord 'zwalken', wat een beschrijving zou kunnen zijn van de grillige vluchtpatronen van zwaluwen. Andere taalkundigen achten het waarschijnlijker dat het is afgeleid van het Oergermaanse woord swalwo, wat 'gespleten stokje' betekent, een verwijzing naar de gevorkte staart van de meeste zwaluwen. De boerenzwaluw is de belangrijkste vertegenwoordiger van de zwaluwenfamilie. In vroegere tijden, toen men diersoorten nog niet zo nauwkeurig indeelde, werd met 'zwaluw' in de meeste Europese landen dan ook meestal de boerenzwaluw bedoeld.
Het lichaam van de boerenzwaluw is slank en gestroomlijnd, de nek is erg kort en de vleugels zijn lang en smal. Hiermee is de boerenzwaluw goed toegerust voor een lang verblijf in de lucht. De korte poten en kleine tenen hebben weinig spieren in vergelijking met die van andere vogelsoorten. |
bij de mannetjes afhankelijk is van het klimaat; in warmere broedgebieden is de gemiddelde staartlengte van de mannetjes korter. In Finland is het verschil tussen de langste slagpennen van de mannetjes en de vrouwtjes ongeveer twintig procent, in Spanje is dit nog slechts vijf procent. Bij sommige populaties is aangetoond dat de lengte van de staartveren bij mannetjes gestaag afneemt, wat mogelijk het resultaat is van de opwarming van de Aarde. De gemiddelde staartlengte van mannelijke exemplaren in Denemarken bijvoorbeeld is in de periode van 1984 tot 2004 met negen procent afgenomen.
Het juveniel van de boerenzwaluw lijkt sterk op een volwassen exemplaar, maar heeft wat kleine verschillen in het verenkleed. Zo zijn de donkere veren aan de bovenzijde bruiner en doffer, de lichte veren aan de onderzijde witter en de steenrode veren op keel en voorhoofd bleker. Bovendien heeft de juveniel nog niet de lange, diep gevorkte staartveren van een volwassen vogel. Jongen van boerenzwaluwen met asymmetrische staarten vertonen vaak dezelfde verschillen in de staartveerlengtes als hun ouders. Een verschil in vleugellengte wordt echter niet door de ouders aan de jongen doorgegeven.
De boerenzwaluw bevindt zich regelmatig in het gezelschap van andere zwaluwsoorten. In Europa bijvoorbeeld delen de boerenzwaluw, de oeverzwaluw (Riparia riparia) en de huiszwaluw (Delichon urbicum) regelmatig elkaars habitat. Er zijn echter genoeg verschillen om de boerenzwaluw van andere zwaluwsoorten te onderscheiden. Over het algemeen hebben zwaluwen die niet behoren tot het geslacht Hirundo of het nauw verwante geslacht Cecropis kortere staartpennen en missen ze de kenmerkende rode tekening. |
Het verspreidingsgebied van de boerenzwaluw overlapt met dat van andere soorten van het geslacht Hirundo en van soorten van het geslacht Cecropis. Zo komen er veel Hirundo-soorten voor in Afrika en leven de zuidzeezwaluw (H. tahitica) en de welkomzwaluw (H. neoxena) in Australazië, Oost-Azië en Oceanië. De boerenzwaluw onderscheidt zich van deze soorten door de combinatie van de rode tekening op het gezicht en de blauwzwarte borstband. Ook de roodkeelzwaluw (H. lucida) lijkt sterk op de boerenzwaluw, maar is iets kleiner en heeft een smallere borstband. Het juveniel van de roodkeelzwaluw heeft bovendien kortere staartveren met meer witte vlekken dan die van de boerenzwaluw.
De boerenzwaluw is een dagactieve, sociale vogel. De zwaluw leeft vrijwel het hele leven in groepen van soortgenoten; dergelijke groepen verschillen onderling sterk in omvang. De habitat bestaat uit open, landelijke gebieden. Het leven in een groep heeft voor de boerenzwaluw onder andere als voordeel dat roofvogels eerder worden opgemerkt en dat elk individu minder kans heeft om gegrepen te worden. Boerenzwaluwen komen bij elkaar om te rusten en te zonnebaden of om elkaar te helpen bij het verdrijven van eventuele belagers. |
Tijdens de trek vliegen boerenzwaluwen meestal in kleine groepen en soms alleen, maar rusten 's nachts in grote groepen bij elkaar
Met uitzondering van enkele populaties trekken de boerenzwaluwen wereldwijd tweemaal per jaar tussen hun broed- en overwinteringsgebied. In Europa arriveren de eerste boerenzwaluwen aan het einde van januari; veel eerder dan de meeste andere zwaluwsoorten. De piek ligt tussen midden februari en midden maart, maar tot juni steken boerenzwaluwen nog de Middellandse Zee over. In 2011 werden de migraties van boerenzwaluwen van Afrika naar Nederland bestudeerd. Op een zo'n reis werd een afstand van 8.500 kilometer in gemiddeld 32 dagen afgelegd. Onderweg werd een aantal malen gerust, in totaal ongeveer elf dagen. Deze dagen werden ook gebruikt om te foerageren. In de overige 21 dagen werd dus ruim 400 kilometer per dag afgelegd.
Wanneer de jongen uit het laatste broedsel zijn opgegroeid keren de boerenzwaluwen weer terug naar hun zuidelijker gelegen overwinteringsgebied. Dit doen ze niet alleen om de koude in de meer gematigde broedgebieden te vermijden; boerenzwaluwen zijn ook volkomen afhankelijk van insecten als voedselbron en deze komen 's winters in het broedgebied minder voor. Wereldwijd ligt de overwinteringsperiode van de boerenzwaluw tussen september en april. |
De trek naar de overwinteringsgebieden is, net als die naar de broedgebieden, over een lange periode verspreid. De eerste boerenzwaluwen uit Europa arriveren rond het begin van augustus in Afrika, de grootste trek vindt plaats in september en oktober, en de laatste groepen arriveren in december.
Zowel in de broed- als in de overwinteringsgebieden overnachten boerenzwaluwen in vaste roestplaatsen die vaak elk jaar opnieuw opgezocht worden. Regelmatig komt het voor dat een kolonie zijn roestplaats deelt met andere zwaluwsoorten, zoals bijvoorbeeld de oeverzwaluw. Normaal gesproken verzamelen boerenzwaluwen zich rond hun roestplaats een uur voordat de zon ondergaat, maar bij slechte weersomstandigheden kan dit eerder zijn. De boerenzwaluwen vliegen schijnbaar doelloos rond tot de zon ondergaat, dan worden de zwermen vogels compacter alvorens ze in groepen neerstrijken. Door te rusten in een zo groot mogelijke groep lopen de boerenzwaluwen het minste risico om in de slaap verrast te worden door roofvogels en andere natuurlijke vijanden. Ondanks het feit dat er zoveel boerenzwaluwen dicht op elkaar zitten wordt er altijd enige afstand van elkaar gehouden, behalve als de nacht erg koud is. De roestplaats wordt weer groepsgewijs verlaten als de zon opkomt.
Tijdens het broedseizoen besteden paartjes veel aandacht aan hun jongen en zijn de kolonies in de roestplaatsen klein. De jongen groeien op in nesten gebouwd op beschutte plekken en de ouders rusten in de buurt. In de overwinteringsgebieden vormen boerenzwaluwen grotere kolonies rond hun roestplaatsen, soms met duizenden vogels. In Nigeria is een roestplaats waargenomen met naar schatting 1,5 miljoen vogels. Overdag foerageren ze rond de roestplaats in een straal van ongeveer 50 kilometer. Tijdens periodes van aanhoudende droogte zoeken ze hun voedsel ook verderop.
Roestplaatsen bevinden zich bij voorkeur in rietvelden of andere dichte begroeiing, maar soms kiezen boerenzwaluwen hun roestplaatsen in de stad, met name in India en Zuidoost-Azië. Ze lijken zich daar niet te storen aan het verkeerslawaai en overnachten op elektriciteitsdraden, bomen en dakranden. In de schemering profiteren ze van insecten die aangetrokken worden door de straatverlichting.
Zowel in de broed- als in de overwinteringsgebieden overnachten boerenzwaluwen in vaste roestplaatsen die vaak elk jaar opnieuw opgezocht worden. Regelmatig komt het voor dat een kolonie zijn roestplaats deelt met andere zwaluwsoorten, zoals bijvoorbeeld de oeverzwaluw. Normaal gesproken verzamelen boerenzwaluwen zich rond hun roestplaats een uur voordat de zon ondergaat, maar bij slechte weersomstandigheden kan dit eerder zijn. De boerenzwaluwen vliegen schijnbaar doelloos rond tot de zon ondergaat, dan worden de zwermen vogels compacter alvorens ze in groepen neerstrijken. Door te rusten in een zo groot mogelijke groep lopen de boerenzwaluwen het minste risico om in de slaap verrast te worden door roofvogels en andere natuurlijke vijanden. Ondanks het feit dat er zoveel boerenzwaluwen dicht op elkaar zitten wordt er altijd enige afstand van elkaar gehouden, behalve als de nacht erg koud is. De roestplaats wordt weer groepsgewijs verlaten als de zon opkomt.
Tijdens het broedseizoen besteden paartjes veel aandacht aan hun jongen en zijn de kolonies in de roestplaatsen klein. De jongen groeien op in nesten gebouwd op beschutte plekken en de ouders rusten in de buurt. In de overwinteringsgebieden vormen boerenzwaluwen grotere kolonies rond hun roestplaatsen, soms met duizenden vogels. In Nigeria is een roestplaats waargenomen met naar schatting 1,5 miljoen vogels. Overdag foerageren ze rond de roestplaats in een straal van ongeveer 50 kilometer. Tijdens periodes van aanhoudende droogte zoeken ze hun voedsel ook verderop.
Roestplaatsen bevinden zich bij voorkeur in rietvelden of andere dichte begroeiing, maar soms kiezen boerenzwaluwen hun roestplaatsen in de stad, met name in India en Zuidoost-Azië. Ze lijken zich daar niet te storen aan het verkeerslawaai en overnachten op elektriciteitsdraden, bomen en dakranden. In de schemering profiteren ze van insecten die aangetrokken worden door de straatverlichting.
Hoewel de boerenzwaluw een sociale vogel is, is hij soms weinig tolerant tegen zijn soortgenoten (en ook jegens andere zwaluwsoorten). Wanneer de boerenzwaluwen neerstrijken, bijvoorbeeld in hun roestplaats, rijzen er vaak conflicten over een favoriet plekje. Ook tijdens het broedseizoen komen conflicten veel voor, bijvoorbeeld wanneer vrouwtjes veren en ander geschikt nestmateriaal verzamelen. Wanneer de eieren zijn uitgekomen wordt het nest door het mannetje fel verdedigd tegen andere mannetjes.
Agressie tegenover soortgenoten uit zich onder andere in het wijd opensperren van de snavel en elkaar pikken. Indien een boerenzwaluw toegeeft, onderwerpt hij zich door zijn snavel van de opponent af te wenden. Als beide boerenzwaluwen niet toegeven neemt de agressie vaak toe en worden er zelfs achtervolgingen in de lucht gehouden, waarbij beide vogels hun alarmkreten laten horen. Fysiek geweld komt vooral voor tussen mannetjes. Zulke gevechten kunnen urenlang duren, soms met fatale gevolgen. |
Insecten maken ongeveer 99 procent van het dieet uit. Net als de meeste insectenetende vogels, zoals andere zwaluwsoorten en gierzwaluwen, vangt de boerenzwaluw voornamelijk vliegende insecten. Doordat de boerenzwaluw zowel in zijn broedgebied als in zijn overwinteringsgebied profiteert van een overvloed aan vliegende insecten bestaat er slechts weinig voedselconcurrentie met soortgenoten of andere diersoorten. Bovendien jaagt de boerenzwaluw op grotere insecten dan de meeste andere vogels. In de broedgebieden maken grote tweevleugeligen (vliegen en muggen) ongeveer 70 procent van zijn dieet uit, gevolgd door bladluizen. Voordat het aantal insecten te veel afneemt trekken de boerenzwaluwen met hun jongen naar het overwinteringsgebied. Hier voedt de boerenzwaluw zich voornamelijk met vliesvleugeligen, met name met vliegende mieren. Andere insecten waarop de boerenzwaluw ook jaagt zijn onder andere nachtvlinders en kevers.
|
In tegenstelling tot de meeste zwaluwsoorten foerageert de boerenzwaluw voornamelijk erg laag, van vlak boven het maaiveld of het wateroppervlak tot zeven à acht meter hoogte. Op deze hoogte komen over het algemeen meer en grotere insecten voor dan hoger in de lucht. Op het land anticipeert hij op allerlei factoren die insecten verstoren, zoals de beweging van mensen, dieren of landbouwvoertuigen. Boven het water vangt hij insecten vanaf het wateroppervlak en begroeiingen langs de oever. Bij aanhoudend slecht weer voedt de boerenzwaluw zich ook met insecten die hij van wanden of daken van gebouwen plukt.
Voeding van een vliegvlugge juveniel
Boerenzwaluwen jagen gewoonlijk in grote groepen, maar wanneer er voor jongen gezorgd moet worden, jagen koppeltjes getweeën. Ze verzamelen meestal enkele tientallen insecten in hun krop voordat ze terugkeren naar hun jongen in het nest. Soms vergaren ze aanzienlijk grotere aantallen: bij één studie zijn tot 175 exemplaren in de krop aangetroffen. Wanneer boerenzwaluwen zich klaarmaken voor de trek komen ze bijeen in groepen van soms wel duizenden exemplaren, om gezamenlijk op insecten te jagen en zo voldoende vetreserves op te bouwen. Aan het eind van de broedperiode is dit extra belangrijk, aangezien boerenzwaluwen die voor hun jongen hebben gezorgd veel gewicht hebben verloren. Rietbedden zijn een favoriete foerageerplaats omdat zich hier veel grote insecten bevinden. |
Bovendien bieden rietbedden een goede beschutting tegen roofvogels. Ook tijdens de trek blijft de boerenzwaluw zonder pauzes op insecten jagen. Een bijzondere waarneming is dat insecten voor de boerenzwaluw ook een bron van water kunnen zijn, namelijk daar waar vliegen met hun spijsvertering het water uit een oase dat voor de vogels giftig is ontgiften.
Overwinterende boerenzwaluwen vertonen foerageergedrag dat kan uiteenlopen als ze verschillende broedgebieden hebben. Populaties die Groot-Brittannië als broedgebied hebben, jagen in hun overwinteringsgebied voornamelijk boven graslanden, terwijl groepen die in Zwitserland broeden een voorkeur hebben voor bosgebied.
Overwinterende boerenzwaluwen vertonen foerageergedrag dat kan uiteenlopen als ze verschillende broedgebieden hebben. Populaties die Groot-Brittannië als broedgebied hebben, jagen in hun overwinteringsgebied voornamelijk boven graslanden, terwijl groepen die in Zwitserland broeden een voorkeur hebben voor bosgebied.
De boerenzwaluw heeft een sierlijke vlucht, waarbij hij snelle vleugelslagen regelmatig afwisselt met duik- of glijvluchten. Samen met het gestroomlijnde lichaam en de lange staart- en vleugelveren zorgt deze manier van vliegen ervoor dat de boerenzwaluw ongeveer veertig procent minder energie verbruikt dan een gemiddelde vogel van hetzelfde formaat. De snelheid is niet bijzonder hoog en varieert tussen de 4 en 19 meter per seconde, met een geschatte vleugelslag van 5 tot 9 slagen per seconde.
|
Als de boerenzwaluw aan het foerageren is bedraagt de snelheid meestal 8 tot 11 meter per seconde. Tijdens de trek spaart de boerenzwaluw energie uit door zo laag mogelijk over de grond en het water te vliegen, waarbij zijn gemiddelde snelheid rond de 12 meter per seconde ligt.
Dankzij zijn lange vleugels en zijn speciale staart is de boerenzwaluw wendbaarder dan de meeste andere insectenetende vogels, zoals oeverzwaluwen en gierzwaluwen. De boerenzwaluw gebruikt vooral zijn staart als roer. Hij kan deze in diverse hoeken draaien en wanneer hij zijn staartveren spreidt, creëert hij desgewenst meer luchtweerstand of liftkracht van de staart, waardoor hij in staat is om scherpe draaibewegingen te maken. Uit onderzoek blijkt dat de wendbaarheid van de boerenzwaluw met hogere snelheid nog toeneemt. Hierdoor kan de boerenzwaluw grotere insecten vangen en loopt hij weinig risico wanneer hij dicht langs obstakels vliegt of laag over de grond scheert. De boerenzwaluw is in staat om tijdens zijn vlucht water te drinken door met geopende snavel laag over meren of rivieren te vliegen. Een bad nemen gaat op een gelijksoortige wijze: de boerenzwaluw duikt tijdens de vlucht voor een kort moment in het
Dankzij zijn lange vleugels en zijn speciale staart is de boerenzwaluw wendbaarder dan de meeste andere insectenetende vogels, zoals oeverzwaluwen en gierzwaluwen. De boerenzwaluw gebruikt vooral zijn staart als roer. Hij kan deze in diverse hoeken draaien en wanneer hij zijn staartveren spreidt, creëert hij desgewenst meer luchtweerstand of liftkracht van de staart, waardoor hij in staat is om scherpe draaibewegingen te maken. Uit onderzoek blijkt dat de wendbaarheid van de boerenzwaluw met hogere snelheid nog toeneemt. Hierdoor kan de boerenzwaluw grotere insecten vangen en loopt hij weinig risico wanneer hij dicht langs obstakels vliegt of laag over de grond scheert. De boerenzwaluw is in staat om tijdens zijn vlucht water te drinken door met geopende snavel laag over meren of rivieren te vliegen. Een bad nemen gaat op een gelijksoortige wijze: de boerenzwaluw duikt tijdens de vlucht voor een kort moment in het
De boerenzwaluw is relatief rustig als hij overwintert, maar luidruchtig in het broedseizoen. Het mannetje zingt zowel tijdens de vlucht als wanneer hij is neergestreken en gebruikt zijn zang om vrouwtjes aan te trekken, om ze tot broeden aan te zetten en om rivaliserende mannetjes weg te houden. Het lied van het mannetje is een vrolijk, helder gekwetter dat klinkt als tri-triet en soms een frase beëindigt met een droog geknars, waarbij de laatste noot omhoog gaat. Vrouwtjes hebben een minder breed repertoire en laten enkel een simpel gekwetter horen.
De boerenzwaluw communiceert met zijn soortgenoten door zijn kenmerkende roep, een luid wit of wit-wit dat meerdere keren wordt herhaald. Als katten of andere roofdieren in de buurt zijn laat de boerenzwaluw een luid siFLITT horen, bij roofvogels is dat een luid flitt-flitt. |
De Normale roep
|
Zang
|
Boerenzwaluwen ruien over het algemeen vroeg in de overwinteringsperiode. Volwassen vogels in een goede lichaamsconditie zijn korter in de rui aangezien hun veren sneller aangroeien. Het verenkleed wordt het hele jaar door verzorgd, vooral in de rustmomenten. Boerenzwaluwen strekken hun vleugels uit of maken hun veren schoon door hun snavel door de veren te halen, waarbij ze vet uit hun stuitklier gebruiken. Moeilijk te bereiken plekken, zoals de kop en de nek, worden meestal in de vlucht behandeld; hiervoor reiken ze met hun poot over de vleugel heen.
|
Tijdens het schoonmaken worden vogelluizen en andere dierluizen verwijderd die gaten in de staart- en vleugelveren veroorzaken. Dit zijn voornamelijk luizen van de familie Philopteridae, zoals Brueelia domestica en Philopterus microsomaticus. Geslachtsrijpe mannetjes besteden het meeste aandacht aan de verzorging van hun verenkleed, aangezien een vrouwtje minder snel zal paren met een mannetje dat parasieten draagt.
Bij warm weer zoeken boerenzwaluwen de schaduw op maar doen soms juist het tegenovergestelde. Vooral in de morgen komen boerenzwaluwen bij elkaar om gezamenlijk te zonnebaden. Meestal liggen ze voorover op de oppervlakte en spreiden ze de vleugels en staartveren wijd uit elkaar. Een zonnebad duurt meestal een aantal minuten, zelfs op hete oppervlakten. Er zijn boerenzwaluwen waargenomen die bij een meteorologische temperatuur van 30 tot 36 °C aan het zonnebaden waren op een dak waar de temperatuur rond de 50 °C lag. Waarom boerenzwaluwen dit doen is niet zeker, maar mogelijk is zonnebaden een middel om van parasieten af te komen.
Bij warm weer zoeken boerenzwaluwen de schaduw op maar doen soms juist het tegenovergestelde. Vooral in de morgen komen boerenzwaluwen bij elkaar om gezamenlijk te zonnebaden. Meestal liggen ze voorover op de oppervlakte en spreiden ze de vleugels en staartveren wijd uit elkaar. Een zonnebad duurt meestal een aantal minuten, zelfs op hete oppervlakten. Er zijn boerenzwaluwen waargenomen die bij een meteorologische temperatuur van 30 tot 36 °C aan het zonnebaden waren op een dak waar de temperatuur rond de 50 °C lag. Waarom boerenzwaluwen dit doen is niet zeker, maar mogelijk is zonnebaden een middel om van parasieten af te komen.
De geslachtsrijpe mannetjes trekken eerder naar de broedgebieden dan de vrouwtjes en de jongere mannetjes. Zo hebben ze genoeg tijd om een geschikte nestplaats in een beschutte omgeving uit te zoeken. Wanneer een mannetje een plek heeft uitgekozen, laat hij dit aan de vrouwtjes weten door zijn zang en een cirkelvormige vlucht. Een mannetje dat succesvol was in het vorige broedseizoen vormt soms opnieuw een koppel met datzelfde vrouwtje.
|
Mannetjes die in het broedgebied aankomen terwijl er al vrouwtjes zijn gearriveerd maken minder kans op nageslacht. De late aankomst kan voor de vrouwtjes een aanwijzing zijn voor een slechte conditie. Bovendien is de kans op een derde broedsel minder groot wanneer het nest pas laat wordt gebouwd.
Hofmakerij Mannetjes waarvan de staartveren lang zijn en veel witte vlekken hebben (links) zijn het meest in trek bij de vrouwtjes. Asymmetrische staartveren (rechts) zijn voor vrouwtjes een mogelijk bewijs van een slechte gezondheid.
Het succes van een mannetje dat op zoek is naar een partner hangt voor een groot deel af van het uiterlijk van zijn staartveren. Tijdens de hofmakerij spreidt hij daarom zijn staart, zodat het vrouwtje de staartveren goed kan bekijken. Instinctief weten vrouwtjes dat een mannetje met langere staartveren over het algemeen langer leeft en beter bestand is tegen ziektes. Bovendien zal zijn nageslacht ook het meest levensvatbaar zijn. Mannetjes met lange staartveren hebben ook grotere witte vlekken op de staart. Dierluizen die zich met veren voeden hebben een voorkeur voor witte veren. Een onderzoek in 1999 wees uit dat vrouwtjes een voorkeur hebben voor mannetjes die veel onbeschadigde witte vlekken op de staart hebben en dus weinig of geen parasieten dragen. Een derde factor waar het wijfje op let is de symmetrie van de staart. Asymmetrische staarten kunnen erfelijk zijn en het gevolg van incest of mutaties, maar ook andere factoren kunnen een lengteverschil in de buitenste staartveren veroorzaken, zoals slechte voeding, ziektekiemen of parasitisme. Asymmetrische staarten zijn daarom vaak een teken van een zwakke gezondheid of erfelijke aandoeningen. Bovendien beïnvloedt asymmetrie in de staart de wendbaarheid tijdens de jacht, waardoor het mannetje minder voedsel kan verzamelen voor de jongen.
Koppels blijven tot het einde van het broedseizoen bij elkaar en werken nauw samen met het maken en verdedigen van hun nest. Toch zijn boerenzwaluwen niet strikt monogaam. Ze paren regelmatig met andere soortgenoten dan hun partner om zo een groter aantal nakomelingen te krijgen. Daarbij houdt een mannetje scherp in de gaten of zijn vrouwtje niet wordt mishandeld. Soms laat een mannetje misleidende waarschuwingsgeluiden horen om een paring tussen zijn partner en een ander mannetje te verstoren.
In Noord-Amerika zijn kruisingen van de boerenzwaluw aangetroffen met de Amerikaanse klifzwaluw (Petrochelidon pyrrhonota) en de holezwaluw (P. fulva). Kruisingen van de boerenzwaluw en de huiszwaluw (Delichon urbicum) komen in Eurazië veel voor en zijn een van de talrijkste hybriden onder de zangvogels.
Hofmakerij Mannetjes waarvan de staartveren lang zijn en veel witte vlekken hebben (links) zijn het meest in trek bij de vrouwtjes. Asymmetrische staartveren (rechts) zijn voor vrouwtjes een mogelijk bewijs van een slechte gezondheid.
Het succes van een mannetje dat op zoek is naar een partner hangt voor een groot deel af van het uiterlijk van zijn staartveren. Tijdens de hofmakerij spreidt hij daarom zijn staart, zodat het vrouwtje de staartveren goed kan bekijken. Instinctief weten vrouwtjes dat een mannetje met langere staartveren over het algemeen langer leeft en beter bestand is tegen ziektes. Bovendien zal zijn nageslacht ook het meest levensvatbaar zijn. Mannetjes met lange staartveren hebben ook grotere witte vlekken op de staart. Dierluizen die zich met veren voeden hebben een voorkeur voor witte veren. Een onderzoek in 1999 wees uit dat vrouwtjes een voorkeur hebben voor mannetjes die veel onbeschadigde witte vlekken op de staart hebben en dus weinig of geen parasieten dragen. Een derde factor waar het wijfje op let is de symmetrie van de staart. Asymmetrische staarten kunnen erfelijk zijn en het gevolg van incest of mutaties, maar ook andere factoren kunnen een lengteverschil in de buitenste staartveren veroorzaken, zoals slechte voeding, ziektekiemen of parasitisme. Asymmetrische staarten zijn daarom vaak een teken van een zwakke gezondheid of erfelijke aandoeningen. Bovendien beïnvloedt asymmetrie in de staart de wendbaarheid tijdens de jacht, waardoor het mannetje minder voedsel kan verzamelen voor de jongen.
Koppels blijven tot het einde van het broedseizoen bij elkaar en werken nauw samen met het maken en verdedigen van hun nest. Toch zijn boerenzwaluwen niet strikt monogaam. Ze paren regelmatig met andere soortgenoten dan hun partner om zo een groter aantal nakomelingen te krijgen. Daarbij houdt een mannetje scherp in de gaten of zijn vrouwtje niet wordt mishandeld. Soms laat een mannetje misleidende waarschuwingsgeluiden horen om een paring tussen zijn partner en een ander mannetje te verstoren.
In Noord-Amerika zijn kruisingen van de boerenzwaluw aangetroffen met de Amerikaanse klifzwaluw (Petrochelidon pyrrhonota) en de holezwaluw (P. fulva). Kruisingen van de boerenzwaluw en de huiszwaluw (Delichon urbicum) komen in Eurazië veel voor en zijn een van de talrijkste hybriden onder de zangvogels.
In gebieden waar zich veel goede nestplaatsen bevinden vormen boerenzwaluwen kleine kolonies, soms tot 3000 meter boven de zeespiegel. De tussenruimte tussen de nesten verschilt per gebied; in Europa is dit rond de vier à vijf meter, bij Noord-Amerikaanse nesten meestal minder dan drie meter. Wanneer de kolonie erg talrijk is worden de nesten soms dichter op elkaar gebouwd. Binnen een kolonie heeft elk broedpaar rond het nest zijn eigen territorium dat tussen de 4 en 25 vierkante meter groot is.
|
Het wordt onder andere gebruikt om te broeden, te foerageren en te rusten, en wordt vooral door het mannetje fel verdedigt tegen andere mannetjes en natuurlijke vijanden.
Een nieuw nest wordt in vijf tot twaalf dagen door een koppel gebouwd. Oorspronkelijk bouwde de boerenzwaluw zijn nest voornamelijk tegen rotswanden en in grotten. Naarmate er meer menselijke bouwwerken verschenen ontstonden steeds meer alternatieven. Tegenwoordig kiest de vogel meestal voor makkelijk toegankelijke gebouwen of bouwt onder bruggen of afdaken. In Noord-Amerika gaat de boerenzwaluw vaak een samenwerkingsverband aan met visarenden en bouwt daartoe zijn nest onder het nest van deze visetende roofvogel. De visarend zal eventuele belagers van de boerenzwaluw afschrikken, terwijl de boerenzwaluw op zijn beurt zijn waarschuwingsroep zal laten horen wanneer roofdieren het op de jongen van de visarend gemunt hebben. De boerenzwaluw is over het algemeen echter weinig kieskeurig wat de locatie betreft en nestelt zelfs succesvol op bewegende objecten, zoals boten en
Het komvormige nest wordt zodanig tegen balken of uitstekende delen geplaatst dat de ouders de ingang aan de bovenzijde makkelijk in een horizontale vlucht kunnen bereiken. In de bek verzamelen beide zwaluwen modder die ze vervolgens vermengen met speeksel en op de constructie aanbrengen. Als versteviging gebruiken ze onder andere veren en plantaardig materiaal, zoals gras en algen. De binnenzijde wordt bedekt met zachte materialen als donsveertjes en haren van vee.
Een nieuw nest wordt in vijf tot twaalf dagen door een koppel gebouwd. Oorspronkelijk bouwde de boerenzwaluw zijn nest voornamelijk tegen rotswanden en in grotten. Naarmate er meer menselijke bouwwerken verschenen ontstonden steeds meer alternatieven. Tegenwoordig kiest de vogel meestal voor makkelijk toegankelijke gebouwen of bouwt onder bruggen of afdaken. In Noord-Amerika gaat de boerenzwaluw vaak een samenwerkingsverband aan met visarenden en bouwt daartoe zijn nest onder het nest van deze visetende roofvogel. De visarend zal eventuele belagers van de boerenzwaluw afschrikken, terwijl de boerenzwaluw op zijn beurt zijn waarschuwingsroep zal laten horen wanneer roofdieren het op de jongen van de visarend gemunt hebben. De boerenzwaluw is over het algemeen echter weinig kieskeurig wat de locatie betreft en nestelt zelfs succesvol op bewegende objecten, zoals boten en
Het komvormige nest wordt zodanig tegen balken of uitstekende delen geplaatst dat de ouders de ingang aan de bovenzijde makkelijk in een horizontale vlucht kunnen bereiken. In de bek verzamelen beide zwaluwen modder die ze vervolgens vermengen met speeksel en op de constructie aanbrengen. Als versteviging gebruiken ze onder andere veren en plantaardig materiaal, zoals gras en algen. De binnenzijde wordt bedekt met zachte materialen als donsveertjes en haren van vee.
Broedsel Een broedsel bestaat meestal uit vier à vijf eieren.
Aan het begin van het broedseizoen legt het vrouwtje ongeveer een week lang bijna elke dag één ei, meestal vroeg in de morgen tussen vier en acht uur. Het broedsel bedraagt gewoonlijk vier à vijf eieren, maar dit aantal kan variëren tussen de twee en acht. Een gemiddeld ei is 20 bij 14 millimeter groot en weegt ongeveer 1,9 gram. De schaal van het ei is wit en heeft een groot aantal rode en paarsbruine spikkels en vlekken. In Europa broedt het vrouwtje de eieren vrijwel alleen uit, maar in Noord-Amerika neemt het mannetje ongeveer een kwart van de broedtijd voor zijn rekening. Na 14 tot 19 dagen komen de eieren vrijwel tegelijk uit en worden de eierschalen door het vrouwtje uit het nest verwijderd. De jongen komen blind en naakt uit het ei en wegen op dat moment tussen de 1,5 en 1,9 gram. Na ongeveer zes dagen gaan de ogen open en na tien dagen verschijnen de eerste veren. In twee weken is het gewicht toegenomen tot 22 tot 25 gram en zijn de jongen dus zwaarder dan een volwassen boerenzwaluw. Vervolgens verliezen de huid en de veren veel water en neemt het gewicht weer af. Juvenielen blijven 18 tot 23 dagen in het nest en worden gevoerd door beide ouders. |
Al snel leren de jongen het geluid van hun ouders herkennen en laten ze hun roep horen wanneer een van hen het nest nadert.
Het nest wordt door beide ouders beschermd tegen natuurlijke vijanden en vooral het mannetje zal zeer dicht naar een belager van het nest toe vliegen om deze te verjagen. Het nest wordt niet alleen belaagd door dieren op zoek naar voedsel, zoals katten of roofvogels, maar ook door huismussen. Het is regelmatig waargenomen dat deze de eieren vernietigen of de jongen doden, maar waarom ze dit doen is niet bekend. Regelmatig heeft dit tot een matig broedresultaat geleid in Noord-Amerika en Europa. Broedparasitisme door koevogels in Noord-Amerika of koekoeken in Eurazië komt slechts zelden voor in nesten van boerenzwaluwen. Vrijgezelle mannelijke soortgenoten vormen een groter gevaar. Deze zijn erg competitief en in hun drang om nageslacht te kunnen verwekken doden ze geregeld de jongen in een nest. Het vrouwtje verlaat na de dood van haar kroost haar oude partner en paart met een ander, meestal met het mannetje dat haar nakomelingen omgebracht heeft. Mijten zijn ook een bedreiging voor de |
|
juvenielen en veroorzaken bloedingen en verzwakking van het immuunsysteem, vaak met de dood tot gevolg. Als een nest geïnfecteerd raakt, daalt de overlevingskans van het eerste broedsel van ongeveer 90 naar 65 In de broedperiode wordt doorgaans een tweede broedsel grootgebracht en soms zelfs een derde. Mannetjes uit het eerste broedsel helpen vaak hun ouders met het uitbroeden van de eieren en het verdedigen en repareren van het nest, dat vaak ook in latere jaren nog wordt gebruikt.
Van ei toe juveniel
afbeeldingen gemaakt door Kati Fleming
afbeeldingen gemaakt door Kati Fleming
Nadat juvenielen het nest hebben verlaten worden ze nog ongeveer een week lang door de ouders gevoerd. Bij het naderen van een van de ouders laten de jongen hun roep horen; ze houden zich echter stil wanneer een andere boerenzwaluw nadert. Een boerenzwaluw is na 33 tot 35 dagen volgroeid, maar verliest zijn juveniele verenkleed pas tijdens de rui in het overwinteringsgebied.
Jonge boerenzwaluwen zijn meestal in het eerstvolgende broedseizoen al geslachtsrijp, al zal hun nest dan nog niet zoveel eieren bevatten als dat van oudere vogels. De mannetjes leven doorgaans langer dan de vrouwtjes en worden gemiddeld vier jaar oud. De hoogst gedocumenteerde leeftijd voor een boerenzwaluw bedraagt meer dan elf jaar. |
De boerenzwaluw is een kosmopoliet en heeft een groter verspreidingsgebied dan welke andere zwaluw ook. Terwijl de overige soorten van het geslacht Hirundo enkel in de Oude Wereld voorkomen en de meeste inheems zijn in Afrika, komt de boerenzwaluw met uitzondering van de koude gebieden rond de polen vrijwel overal ter wereld voor. De totale grootte van het verspreidingsgebied wordt geschat op 43.400.000 vierkante kilometer. De boerenzwaluw is zelfs als dwaalgast aangetroffen in afgelegen eilanden, zoals Hawaï, Bermuda, Groenland, Tristan da Cunha en de Falklandeilanden.
Boerenzwaluwen hebben zich over het grootste deel van Noord-Amerika verspreid. Afgebeeld een familie in Oregon, in het westen van de Verenigde Staten. De verspreiding van de boerenzwaluw houdt vaak nauw verband met die van de mens. Met kolonisaties en migraties in Noord-Amerika heeft de boerenzwaluw zijn leefgebied enorm kunnen uitbreiden. Volgens sommige Amerikaanse overleveringen maakten boerenzwaluwen aan het begin van de 19e eeuw bijvoorbeeld hun nesten in de tipi's van rondtrekkende indianen en elke keer wanneer die opbraken, trokken de boerenzwaluwen mee. |
Ook in Europa en Azië zorgde een groeiende bevolking voor een toename van de boerenzwaluwen, daar er steeds meer nestgelegenheden in bruggen en andere bouwwerken voorhanden kwamen.
Sinds de 18e eeuw is de trek van de boerenzwaluw uitvoerig bestudeerd door ornithologen en andere natuurwetenschappers. De Brit Gilbert White maakte een eerste uitvoerige studie van de boerenzwaluw en verwerkte de resultaten in zijn boek The Natural History of Selborne. Ondanks vele waarnemingen kon hij niet met zekerheid zeggen of de zwaluw in Groot-Brittannië overwinterde. Dankzij ringonderzoek werd de trek tussen Groot-Brittannië en Zuid-Afrika aangetoond; een boerenzwaluw uit een nest in Staffordshire werd op 23 december 1912 weer waargenomen in Natal. Latere ringonderzoeken hebben de trekroutes van de boerenzwaluw verder in kaart gebracht.
Sinds de 18e eeuw is de trek van de boerenzwaluw uitvoerig bestudeerd door ornithologen en andere natuurwetenschappers. De Brit Gilbert White maakte een eerste uitvoerige studie van de boerenzwaluw en verwerkte de resultaten in zijn boek The Natural History of Selborne. Ondanks vele waarnemingen kon hij niet met zekerheid zeggen of de zwaluw in Groot-Brittannië overwinterde. Dankzij ringonderzoek werd de trek tussen Groot-Brittannië en Zuid-Afrika aangetoond; een boerenzwaluw uit een nest in Staffordshire werd op 23 december 1912 weer waargenomen in Natal. Latere ringonderzoeken hebben de trekroutes van de boerenzwaluw verder in kaart gebracht.
De toename van de menselijke populatie is voor veel dieren een bedreiging, maar de boerenzwaluw kan goed uit de voeten met mensgemaakte biotopen. De toename van bebouwing en het kappen van bossen hebben geresulteerd in veel open vlakten met goede nestplaatsen, wat voor de boerenzwaluw een prima habitat is. De boerenzwaluw heeft namelijk een voorkeur voor open gebied met lage vegetatie en genoeg water in de buurt. Platteland met sloten en geïrrigeerde akkers biedt daarom ideale broedplaatsen, net als veel natuurgebieden. Hier zijn ook meestal goede nestlocaties te vinden, zoals schuren, duikers en kijkhutten. Dicht beboste of steile gebieden en dichtbebouwde locaties worden door de boerenzwaluw zoveel mogelijk vermeden, aangezien hij hier teveel in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt tijdens het foerageren.
|
Ook in de winter heeft de boerenzwaluw een voorkeur voor open terreinen met lage begroeiing, zoals savannes en boerenland. Aangezien er geen broedplaats nodig is, is de boerenzwaluw minder kieskeurig wat betreft zijn habitat en vermijdt hij alleen woestijnen en dichte bossen. Boerenzwaluwen hebben vaak een favoriete roestplaats waar ze elk jaar weer in enorme aantallen terugkeren.
Bedreigingen en populatieomvang Toen DDT nog veel in de landbouw werkt gebruikt, nam de populatieomvang in sommige Europese landen af. Een tijdlang verdachten sommige veeboeren zwaluwen ervan dat ze Salmonella-bacteriën verspreidden, maar een uitgebreide studie in Zweden heeft hier geen bewijs voor kunnen vinden. Tegenwoordig daalt de populatieomvang in Europa langzaam door de methodes van de intensieve landbouw, zoals moderne afgesloten schuren en stallen. Hoogproductieve velden, pesticiden en minder buiten grazende koeien resulteren bovendien in minder insecten en dus minder Een andere bedreiging is klimaatverandering. De groei van de Sahara maakt de migratie van de Europese boerenzwaluwen elk jaar moeilijker. Doordat moerassen slinken, verdwijnen veel rietvelden die belangrijk zijn voor de zwaluwen. Hete zomers resulteren bovendien in minder insecten, zodat de boerenzwaluw zich onvoldoende kan voeden. Hierdoor verliest hij veel gewicht en worden zijn veren in de groei geremd.
Volgens een schatting telde de totale populatie in 2009 ongeveer 190 miljoen exemplaren. De aantallen lopen weliswaar in een groot aantal landen achteruit, maar het tempo ligt onder de 30 procent in tien jaar (minder dan 3,5 procent per jaar). Aan de hand van deze statistieken is de status van de boerenzwaluw als 'niet bedreigd' opgenomen op de Rode Lijst van de IUCN. Ook heeft de boerenzwaluw geen speciale status bij de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES), de organisatie die de internationale handel in flora en fauna reguleert.
Bedreigingen en populatieomvang Toen DDT nog veel in de landbouw werkt gebruikt, nam de populatieomvang in sommige Europese landen af. Een tijdlang verdachten sommige veeboeren zwaluwen ervan dat ze Salmonella-bacteriën verspreidden, maar een uitgebreide studie in Zweden heeft hier geen bewijs voor kunnen vinden. Tegenwoordig daalt de populatieomvang in Europa langzaam door de methodes van de intensieve landbouw, zoals moderne afgesloten schuren en stallen. Hoogproductieve velden, pesticiden en minder buiten grazende koeien resulteren bovendien in minder insecten en dus minder Een andere bedreiging is klimaatverandering. De groei van de Sahara maakt de migratie van de Europese boerenzwaluwen elk jaar moeilijker. Doordat moerassen slinken, verdwijnen veel rietvelden die belangrijk zijn voor de zwaluwen. Hete zomers resulteren bovendien in minder insecten, zodat de boerenzwaluw zich onvoldoende kan voeden. Hierdoor verliest hij veel gewicht en worden zijn veren in de groei geremd.
Volgens een schatting telde de totale populatie in 2009 ongeveer 190 miljoen exemplaren. De aantallen lopen weliswaar in een groot aantal landen achteruit, maar het tempo ligt onder de 30 procent in tien jaar (minder dan 3,5 procent per jaar). Aan de hand van deze statistieken is de status van de boerenzwaluw als 'niet bedreigd' opgenomen op de Rode Lijst van de IUCN. Ook heeft de boerenzwaluw geen speciale status bij de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES), de organisatie die de internationale handel in flora en fauna reguleert.
Nederland en België Bestand:Boerenzwaluwen op trek-4961592.webm
Boerenzwaluwen gefilmd in De Cocksdorp te Texel, Nederland De boerenzwaluw is een veel voorkomende broedvogel in dorpen en agrarische gebieden in Nederland en België. Van mei tot juli vindt de eerste broedperiode plaats, gevolgd door een tweede rond september. Uit ringonderzoek is gebleken dat Nederlandse boerenzwaluwen voornamelijk overwinteren in het westen van Centraal-Afrika, tussen Ivoorkust en Angola. Door veranderingen in de landbouw, bijvoorbeeld de plicht om uit oogpunt van hygiëne stallen af te sluiten, neemt het aantal boerenzwaluwen sinds 1990 in Europa langzaam af. |
Boerenzwaluwen gefilmd in De Cocksdorp te Texel, Nederland
|
In Nederland is de populatie redelijk stabiel. Volgens een schatting waren er in 2001 tussen de 100.000 en 200.000 broedparen; tellingen in 2011 lieten een lichte stijging zien.
Deze stijging zou onder andere kunnen liggen aan de toename van het aantal paardenstallen en aan een groter aantal eieren per broedpaar. In België gaat de populatie achteruit; terwijl het aantal broedparen in de jaren 70 werd geschat op tussen de 100.000 en 200.000, was dit aantal in 2000 gedaald naar 20.000 à 30.000. De status van de boerenzwaluw is 'gevoelig' volgens de Nederlandse rode lijst en 'achteruitgaand' volgens de Vlaamse rode lijst.
Deze stijging zou onder andere kunnen liggen aan de toename van het aantal paardenstallen en aan een groter aantal eieren per broedpaar. In België gaat de populatie achteruit; terwijl het aantal broedparen in de jaren 70 werd geschat op tussen de 100.000 en 200.000, was dit aantal in 2000 gedaald naar 20.000 à 30.000. De status van de boerenzwaluw is 'gevoelig' volgens de Nederlandse rode lijst en 'achteruitgaand' volgens de Vlaamse rode lijst.
Relatie met de mens Boerenzwaluwen op een Minoïsche fresco in Akrotiri (16e eeuw v.Chr.)
De boerenzwaluw leeft al duizenden jaren in de nabijheid van de mens, met name in Europa en rond de Middellandse zee. In het Oude Egypte werden boerenzwaluwen vereerd als mindere goden en in grote aantallen gemummificeerd. De toename van landbouwgebieden zorgde voor grote concentraties vliegende insecten en uitstekende broedplaatsen in schuren en stallen. Dat de boerenzwaluw al in de eerste eeuw voor Christus gebouwen uitkoos voor zijn nest blijkt bijvoorbeeld in de Georgica, een leerdicht van Vergilius: "Voordat de kwetterende zwaluw zijn nest onder de spanten hangt" (Ante garrula quam tignis nidum suspendat hirundo). Dankzij zijn grote verspreidingsgebied, zijn grote aantallen en zijn habitat dichtbij de mens behoort de boerenzwaluw tegenwoordig tot de best bestudeerde vogelsoorten. |
De terugkeer van de boerenzwaluw na zijn overwintering wordt in veel landen gezien als de aankondiging van de lente. In Nederland bijvoorbeeld behoort hij samen met de tjiftjaf, de fitis en de zwartkop tot de zogenaamde 'voorjaarsvierling', een bewijs dat de lente is begonnen. Dat zwaluwen al eeuwenlang in verband worden gebracht met het begin van de lente blijkt onder andere uit het bekende gezegde van de Griekse filosoof Aristoteles, dat hij in de vierde eeuw voor Christus optekende in zijn Ethica Nicomachea: "Eén zwaluw maakt nog geen lente"
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Boerenzwaluw
08-08-2015
- André Breemen, Goedemorgen, dit zijn de volgende afbeeldingen. Let ook eens hoe de nestbouw is en waar ze nestelen, sommige vallen dan in de natuur niet op. Allen een prettig weekend.
De Boerenzwaluw wordt hier getoond en besproken. De informatie op deze pagina is door onze leden als zowel onze facebook leden verzameld. De reacties zijn gekopieerd vanaf onze facebook pagina inclusief taalfouten enz. Doel om zoveel mogelijk info over de Boerenzwaluw verkrijgen op 1 plek