Indien deze site wordt bekeken op een tablet of mobiele telefoon klik dan op de web versie beneden aan de pagina om de goede weergave te kunnen lezen
Huismus (passer d. domesticus)Er zijn 14 ondersoorten bekend.
Naast de P. d.domesticus komen in Europa ook de P. d. italiae (Italiaanse mus), de P. d. hispaniolensis (Spaanse mus) en de P. montanus (ringmus) voor. De Italiaanse- en Spaanse mus wordt gezien als een ondersoort van onze huismus. |
De huismus behoort tot de sub-familie Passerinae, een tak van de grote familie
Ploceidae. De huismus treft men bijna overal aan waar mensen wonen, hij is misschien wel de bekendste vogel, niet alleen binnen Europa maar ook in landen waar hij door Europese emigranten is geïmporteerd. |
De meeste huismus populaties zijn standvogels. Ze verwijderen zich zelden ver van hun geboorteplaats.
Alleen in de nazomer bezoeken grote groepen mussen graanvelden die aan de randen van steden en dorpen liggen. In ons is de huismus een zeer algemeen voorkomende vogels. Na een sterke daling in de laatste decennia zien we de afgelopen twee jaar weer een lichte toename van het aantal huismussen.
In ons land is de huismus sterk menselijke bebouwing gebonden en is dus afhankelijk van de mens.
Alleen in de nazomer bezoeken grote groepen mussen graanvelden die aan de randen van steden en dorpen liggen. In ons is de huismus een zeer algemeen voorkomende vogels. Na een sterke daling in de laatste decennia zien we de afgelopen twee jaar weer een lichte toename van het aantal huismussen.
In ons land is de huismus sterk menselijke bebouwing gebonden en is dus afhankelijk van de mens.
Ondersoorten
P.d. domesticus:
|
Verspreidingsgebied; Europa, Noord-Azië, Noord- en Zuid-Amerika, Zuid-Afrika en Australië.
De naam is net zo als in ons land huismus. |
P.d. italiae: |
Verspreidingsgebied; Zuid-Frankrijk, Italië, en Kreta.
Italiaanse mus. Heeft een kastanjebruine schedel in plaats van de grauwgrijze. Is ook iets kleiner. |
P.d. hispaniolensis: |
Verspreidingsgebied; Spanje, dwaalgast Zuid-Frankrijk en Corsica, Griekenland en de Balkan en Tenerife.
Spaanse mus. Heeft een kastanjebruine schedel, als de Italiaanse mus, uitgebreider zwart aan keel en krop, zwarte strepen in de flank en op mantel en rugdek. |
P.d. tingitanus:
|
Verspreidingsgebied; Noord-Afrika.
|
P.d. biblicus:
|
Verspreidingsgebied; Klein-Azië, Zuid-Arabië, Iran en de Kaukasus.
|
P.d. hufufae:
|
Verspreidingsgebied; Oost-Arabië.
|
P.d. niloticus:
|
Verspreidingsgebied; Noordoost-Afrika.
|
P.d. indicus:
|
Verspreidingsgebeid; Soedan.
|
P.d. rufidorsalis:
P.d. hyrcanus:
|
Verspreidingsgebied; Zuid-Afghanistan, Pakistan, India,Birma en Bangladesh.
Verspreidingsgebied; Transcasoia en Noord-Iran.
|
P.d. bactrianus:
|
Verspreidingsgebied; Zuid Centraal-Azië.
|
P.d. parkini:
|
Verspreidingsgebied; Himalaya-gebergte.
|
P.d.hufufae:
|
Verspreidingsgebeid; Arabië.
|
P.d. transcaspius:
|
Verspreidingsgebied; Kaukasus, India en Iran
|
Erfelijkheid en veerstructuur
De bevedering van de huismus is nog niet op wetenschappelijke manier onderzocht, zodat niet per veer(veld) gezegd kan worden welke pigmenten zich daarin bevinden.
Gelet op de verschijningsvormen van de mutanten kan met zekerheid worden gesteld dat de huismus in zijn bevedering zwart- en bruin eumelanine, roodbruin phaeomelanine en geel carotenoïde heeft.
Bij de huismus is een negental primaire mutaties bekend.
De laatste jaren is het houden en tentoonstellen van Europese cultuurvogels in een stroomversnelling gekomen en vele bijzondere kleurslagen die tot voorheen voor onmogelijk zijn gehouden verschenen op de tentoonstellingen.
Daarnaast zijn veel van deze, voor de meeste tot dan toe volkomen onbekende, kleurslagen uit het buitenland geïmporteerd.
Deze mutaties zijn: bruin, agaat, ino, geslachtgebonden pastel, opaal, zwartborst, phaeo, eumo autosomaal isabel,
Voor de vererving en de werking van deze mutaties wordt verwezen naar de algemene mutatie standaard.
Gelet op de verschijningsvormen van de mutanten kan met zekerheid worden gesteld dat de huismus in zijn bevedering zwart- en bruin eumelanine, roodbruin phaeomelanine en geel carotenoïde heeft.
Bij de huismus is een negental primaire mutaties bekend.
De laatste jaren is het houden en tentoonstellen van Europese cultuurvogels in een stroomversnelling gekomen en vele bijzondere kleurslagen die tot voorheen voor onmogelijk zijn gehouden verschenen op de tentoonstellingen.
Daarnaast zijn veel van deze, voor de meeste tot dan toe volkomen onbekende, kleurslagen uit het buitenland geïmporteerd.
Deze mutaties zijn: bruin, agaat, ino, geslachtgebonden pastel, opaal, zwartborst, phaeo, eumo autosomaal isabel,
Voor de vererving en de werking van deze mutaties wordt verwezen naar de algemene mutatie standaard.
Fysieke standaard |
van de Huismus |
Formaat |
De huismus moet een forse indruk maken en moet 15 cm lang zijn, gemeten tussen de punt van de snavel en het uiteinde van de staart. |
Model |
Robuust, waarbij de onderlinge lichaamsverhoudingen niet storend op elkaar mogen inwerken. Van opzij gezien moet de borst-buik lijn vanaf dekeel tot aan de onderstaartdekveren een regelmatig gebogen lijn vormen. Van voor gezien dient de borst vol en rond te zijn. Het achterlichaam mag niet de indruk wekken uitgezakt te zijn. De rug moet vanaf de kop tot aan de punt van de staart een bijna rechte lijn vormen. De kop moet een regelmatig gebogen lijnen vormen, met het oog centraal ten opzichte van de schedel. De schedel is iets afgeplat. |
Houding |
De huismus dient rustig op stok te zitten. Ondanks de wat "gedrukte" houding dient het lichaam los van de stok te blijven. De vleugels dienen strak langs de romp gedragen worden, waarbij de vleugelpunten sluiten op de stuit. |
Conditie |
Een goede conditie is een eerste vereiste. |
Poten |
De poten moeten recht en stevig zijn, zonder verruwingen of vergroeiingen. De tenen dienen op een natuurlijke wijze stevig om de stok te klemmen, waarvan drie tenen naar voren en één naar achteren, met aan elke teen een iets gekromde nagel. |
Snavel |
Spits, onder- en bovensnavel moeten goed op elkaar sluiten en onbeschadigd zijn. |
Ringmaat |
3,1 mm. |
Bevedering |
Een onbeschadigd verenpak dient strak en aaneengesloten gedragen te worden. Bij een "ongetrainde" huismus zullen vooral de vleugelen staartpennen beschadigd zijn. |
Tekeningpatroon |
De tekening onderdelen van de Mus zijn |
Voorhoofdband |
deze mist de pop. |
Wenkbrauw |
bij de man en de wenkbrauwstreep bij de pop. |
Teugelstreep |
deze mist de pop. |
Kinvlek |
deze mist de pop. |
Lengtestrepen |
op de mantel, deze zijn bij de pop wat breder van vorm. |
Omzoming |
Omzoming van de mantel en alle vleugelveren. |
Vleugelband |
gevormd door de toppen van de middelste vleugeldekveren. |
Omzoming |
van de buitenvlaggen van de staartpennen. |
Onderstaarttekening |
die een V-vorm toont. |
Keurtechnische aanwijzingen
Huismus man |
Huismus pop |
Wildkleur huismus man
Hoewel de huismus van nature een beweeglijke vogel is, is hij zeer goed af te richten, zodanig dat hij zich goed showt. Gelet dient te worden dat het model niet slank is en de houding niet erg ge-drukt. Het rugdek dient zo warm en egaal mogelijk te zijn. Ook de borst- en buikkleur moet egaal zijn en niet vlekkerig. Regelmatig zien we dat de flank kleur erg bleek is ten opzichte van de buikkleur. De borsttekening van de man dient een zo regelmatig mogelijk verloop te hebben, deze heeft in rustkleed grijze uitlopers. Hoewel deze uitlopers niet bestraft mogen worden, niet de strakst afgelijnde tekening de voorkeur. De vleugel en rug bestreping dient een regelmatig verloop te hebben en mag niet onderbroken zijn. De vleugelband van de kleine vleugeldekveren moet helder wit zijn zonder crème- of bruine waas. De vleugelband van de middelste vleugeldekveren mag wel een wat crème waas laten zien, de helderste geniet de voorkeur. Achter het oog laten de mannen een klein wit vlekje zien en boven het oog een fijn wit streepje dit is soorteigen en mag dus niet bestraft worden. De poot en snavelkleur zijn in de broedtijd dieper van kleur dan in rustkleed, hier dient rekening mee te worden gehouden. Mannen zijn forser dan de poppen, hier moet rekening gehouden worden tijdens de kleuring. |
Wildkleur huismus pop
Hoewel de huismus van nature een beweeglijke vogel is, is hij zeer goed af te richten, zodanig dat hij zich goed showt. Gelet dient te worden dat het model niet slank is en de houding niet erg gedrukt. Het rugdek dient zo warm en egaal mogelijk te zijn. Ook de borst- en buikkleur moet egaal zijn en niet vlekkerig. Regelmatig zien we dat de flankkleur erg bleek is ten opzichte van de buikkleur. De borsttekening van de man dient een zo regelmatig mogelijk verloop te hebben, deze heeft in rustkleed uitlopers. Hoewel deze uitlopers niet bestraft mogen worden, geniet de strakst afgelijnde tekening de voorkeur. De vleugelen rug bestreping dient een regelmatig verloop te hebben en mag niet onderbroken zijn. De vleugelband van de kleine vleugeldekveren moet helder wit zijn zonder crème of bruine waas. De vleugelband van de middelste vleugeldekveren mag wel een wat crème waas laten zien, de helderste geniet de voorkeur. Achter het oog laten de mannen eenklein wit vlekje zien en boven het oog een fijn wit streepje dit is soorteigen en mag dus niet bestraft worden. De pooten snavelkleur zijn in de broedtijd dieper van kleur dan in rustkleed, hier dient rekening mee te worden gehouden. Mannen zijn forser dan de poppen, hier rekening mee houden tijdens de kleuring. |
Bruin huismus man
Bij mutanten moeten wij speciaal letten op het model, ze mogen niet smal worden. Het bruine eumelanine, in combinatie met het roodbruine phaeomelanine, geeft het bruin van de lichaamsbevedering een warmbruine kleur. Wij moeten streven naar een dergelijk warm en egaal mogelijke lichaamskleur. De lichaamstekening moet duidelijk aanwezig en niet onderbroken zijn. Een uitzondering is de borsttekening van de man, deze is in het TT -seizoen niet strak afgelijnd. De borsttekening is optimaal in het broedseizoen. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Bruin huismus pop
Bij mutanten moeten wij speciaal letten op het model, ze mogen niet smal worden. Het bruine eumelanine, in combinatie met het roodbruine haeomelanine, geeft het bruin van de lichaamsbevedering een warmbruine kleur. Wij moeten streven naar een dergelijk warm en egaal ogelijke lichaamskleur. De lichaamstekening moet duidelijk aanwezig en niet onderbroken zijn. Een uitzondering is de borsttekening van de man, deze is in het TT - seizoen niet strak afgelijnd. De borsttekening is optimaal in het broedseizoen. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Agaat huismus man
Er moet naar gestreefd worden dat de agaat totaal geen bruine waas meer toont en dat grijze en donkergrijze veervelden zo donker mogelijk van kleur zijn. Voorlopig moeten wij echter een iets bruine waas met enige soepelheid beoordelen. De helderst gekleurde agaat geniet de voorkeur. Veel voorkomende fouten zijn; vlekkerig op de borst, onregelmatige borsttekening, erg bleke flanken ten opzichte van de borst, de vleugelstrepen en rugtekening die onregelmatig is. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Agaat huismus pop
Er moet naar gestreefd worden dat de agaat totaal geen bruine waas meer toont en dat grijze en donkergrijze veervelden zo donker mogelijk van kleur zijn. Voorlopig moeten wij echter een iets bruine waas met enige soepelheid beoordelen. De helderst gekleurde agaat geniet de voorkeur. Veel voorkomende fouten zijn; vlekkerig op de borst, onregelmatige borsttekening, erg bleke flanken ten opzichte van de borst, de vleugelstrepen en rugtekening die onregelmatig is. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Pastel huismus man
Met betrekking tot de pastelfactor weten we dat deze nogal wisselend kon optreden. Als ideale pastel stellen we ons een vogel voor die 40 - 60% is gereduceerd. Te weinig of te veel gere-duceerde vogels dienen bij kleur te worden bestraft. Gestreefd dient eveneens te worden naar een zo egaal mogelijke kleur. Het is bekend dat de pastelfactor nogal wat vlekkerigheid veroorzaakt, vooral in de mantel en vleugelpennen Het zwarte eumelanine wordt wel wat opgebleekt maar blijft voor het oog toch zwart, wat vooral tot uiting komt in de zwarte bestreping op het rugdek die voor een pastel prominent aanwezig blijft. Vaak zien wij echter dat de toppen van deze grijze veren donkerder zijn, wat dus aangemerkt moet worden als een kleurfout. Verder gelijk aan de wildkleur. Bruin Agaat huismus man Er dient op gelet te worden dat bruinagaten niet erg hard van kleur worden. De lichaamskleur dient egaal te zijn en alle ekeningonderdelen, zoals we die bij de wildkleur kennen, moeten, zij het in gereduceerde vorm, aanwezig zijn. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Pastel huismus pop
Met betrekking tot de pastelfactor weten we dat deze nogal wisselend kon optreden. Als ideale pastel stellen we ons een vogel voor die 40 - 60% is gereduceerd. Te weinig of te veel gereduceerde vogels dienen bij kleur te worden bestraft. Ge-streefd dient eveneens te worden naar een zo egaal mogelijke kleur. Het is bekend dat de pastelfactor nogal wat vlekkerigheid veroorzaakt, vooral in de mantel en vleugelpennen. Het zwarte eumelanine wordt wel wat opgebleekt maar blijft voor het oog toch zwart, wat vooral tot uiting komt in de zwarte bestreping op het rugdek die voor een pastel prominent aanwezig blijft. Vaak zien wij echter dat de toppen van deze grijze veren donkerder zijn, wat dus aangemerkt moet worden als een kleurfout. Verder gelijk aan de wildkleur. Bruin Agaat huismus pop Er dient op gelet te worden dat bruin-agaten niet erg hard van kleur worden. De lichaamskleur dient egaal te zijn en alle ekeningonderdelen, zoals we die bij de wildkleur kennen, moeten, zij het in gereduceerde vorm, aanwezig zijn. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Pastel Bruin Huismus
Pastel Bruin huismus man De toppen van de vleugel- en staartpennen zijn het meest gereduceerd, daaraan is dan ook goed te zien dat we met een bruin pastel te maken hebben. De lichaamskleur is wel gereduceerd maar veel minder dan we zouden verwachten. De ideale bruin pastel is voor 40- 60 % op gebleekt. De lichaamtekening moet wel zichtbar blijven. De bruine kleur mag niet vlekkerig zijn. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Pastel Bruin huismus pop De toppen van de vleugel- en staartpennen zijn het meest gereduceerd, daaraan is dan ook goed te zien dat we met een bruin pastel te maken hebben. De lichaamskleur is wel gereduceerd maar veel minder dan we zouden verwachten. De ideale bruin pastel is voor 40- 60 % op gebleekt. De lichaamtekening moet wel zichtbar blijven. De bruine kleur mag niet vlekkerig zijn. Verdergelijk aan de wildkleur. |
Pastel Agaat huismus man De pastel agaat is ontstaan door twee factoren, de pastel en de agaat te combineren. Egaliteit van de kleur is een eerste vereiste. De tekeningpatronen moeten wel gereduceerd zijn, maar wel duidelijk zichtbaar blijven. Ideaal is dat de vogel in totaal voor 40-60% gereduceerd is. Het zwart eumelanine is wel opgebleekt maar komt nog steeds als zwart naar voren. en bruine was op het rug of vleugeldek is een kleurfout en dient bestraft te worden bij kleur. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Pastel Agaat huismus pop De pastel agaat is ontstaan door twee factoren, de pastel en de agaat te combineren. Egaliteit van de kleur is een eerste vereiste. De tekeningpatronen moeten wel gereduceerd zijn, maar wel duidelijk zichtbaar blijven. Ideaal is dat de vogel in totaal voor 40-60% gereduceerd is. Het zwart eumelanine is wel opgebleekt maar komt nog steeds als zwart naar voren. Een bruine was op het rug of vleugeldek is een kleurfout en dient bestraft te worden bij kleur. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Pastel Bruin-Agaat huismus man De zeer licht gekleurde pastel bruin-agaat is ontstaan door de combinatie van bruin-, agaat-, en pastel en lijkt op de satinet. Alleen heeft de pastel bruin-agaat een warmere lichaamskleur. Een pastel bruin-agaat dient een lichte vogel te zijn waarbij de lichaamtekening nog zwak waarneembaar is. De onderstaart tekening ontbreekt. Vaak wordt deze kleurslag ingeschreven als bruin pastel wat een verkeerde naam is voor deze kleurslag. Het ideaalbeeld is dat de vogel in totaliteit voor 40- 60 % gereduceerd is. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Pastel Bruin-Agaat huismus pop De zeer licht gekleurde pastel bruin-agaat is ontstaan door de combinatie van bruin -, agaat-, en pastel en lijkt op de satinet. Alleen heeft de pastel bruin-agaat een warmere lichaamskleur. Een pastel bruin-agaat dient een lichte vogel te zijn waar-bij de lichaamtekening nog zwak waarneembaar is. De onderstaarttekening ontbreekt. Vaak wordt deze kleurslag ingeschreven als bruin pastel wat een verkeerde naam is voor deze kleurslag Het ideaalbeeld is dat de vogel in totaliteit voor 40- 60 % gereduceerd is. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Satinet huismus man
Bij een satinet dien we er goed op te letten dat alle tekeningvelden, zoals we die bij de wildkleur kennen, zij het in zwakke vorm aanwezig zijn. De grondkleur moet egaal zijn. Een satinet is vrij koud van kleur. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Pastel Satinet huismus pop
Bij een satinet dien we er goed op te letten dat alle tekeningvelden, zoals we die bij de wildkleur kennen, zij het in zwakke vorm aanwezig zijn. De grondkleur moet egaal zijn. Een satinet is vrij koud van kleur. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Opaal huismus man Bij de opaal moet speciaal gelet worden op een egale kleur en dat de tekening niet teveel opgebleekt is. Een ernstige fout is als de tekening niet meer zichtbaar is. Doordat intensieve vogels de standaard beter benaderen zien we vaak opalen met dunne bevedering op de vleugenbochten en in de wangen, ook maken deze vogels een iele indruk, wat niet gewenst is. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Opaal huismus pop Bij de opaal moet speciaal gelet worden op een egale kleur en dat de tekening niet teveel opge-bleekt is. Een ernstige fout is als de tekening niet meer zichtbaar is. Doordat intensieve vogels de standaard beter benaderen zien we vaak opalen met dunne bevedering op de vleugenbochten en in de wangen, ook maken deze vogels een iele indruk, wat niet gewenst is. Verder gelijk aan de wildkleur |
Phaeo huismus man
De naamgeving is opmerkelijk te noemen omdat deze mutatie zwarte ogen heeft en alle andere phaeo mutanten die we kennen rode ogen hebben. Zo lang er nog geen betere naam is zal deze mutatie bij de huismus phaeo genoemd worden. Gestreefd moet worden naar een dergelijk maximaal mogelijke phaeo omzoming. Speciaal moet er op gelet worden dat de vleugel- en staartpennen deze omzoming tonen. Vaak zien we op het rugdek en op de borst nog een zwartgrijze waas, dit moeten we soepel behandelen. Ook in de snavel zien we nog een restje zwart pigment. Het zwarte pigment is in de snavel, rug en borst zo sterk aanwezig dat de phaeo mutatie dit niet in totaliteit weghaalt. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Phaeo huismus pop
De naamgeving is opmerkelijk te noemen omdat deze mutatie zwarte ogen heeft en alle andere phaeo mutanten die we kennen rode ogen hebben. Zo lang er nog geen betere naam is zal deze mutatie bij de huismus phaeo genoemd worden. Gestreefd moet worden naar een een dergelijk maximaal mogelijke phaeo omzoming. Speciaal moet er op gelet worden dat de vleugel-en taartpennen deze omzo-ming tonen. Vaak zien we op het rugdek en op de borst nog een zwartgrijze waas, dit moeten we soepel behandelen. Ook in de snavel zien we nog een restje zwart pigment. Het zwarte pigment is in de snavel, rug en borst zo sterk aanwezig dat de phaeo mutatie dit niet in totaliteit weghaalt. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Phaeo Bruin huismus man Ook deze kleurslag heeft nog bruine ogen met een zwarte pupil. Maar bezit geen zwart eumelanine meer in zijn bevedering, waardoor de totale lichaamskleur veel helderder is en het bruin van de koptekening en omzoming van de vleugel- en staartpennen is warm roodbruin. Ook de snavel is vrij van eumelanine dus we zien een blanke snavel. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Phaeo Bruin huismus pop Ook deze kleurslag heeft nog bruine ogen met een zwarte pupil. Maar bezit geen zwart eumelanine meer in zijn bevedering, waardoor de totale lichaamskleur veel helderder is en het bruin van de koptekening en omzoming van de vleugel- en staartpennen is warm roodbruin. Ook de snavel is vrij van eumelanine dus we zien een blanke snavel. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Eumo huismus
Eumo Bruin huismus man Wat het eerst opvalt bij de eumo is dat er buiten de broedtijd geen verschil zit tussen man en pop. In de broedtijd heeft de man een klein bruin streepje achter het oog. De zo kenmerkende tekening van kop en borst is bij deze kleurslag niet aanwezig. De manteltekening moet wel zichtbaar blijven, evenals de omzoming van de vleugel- en staartpennen. Alle phaeomelanine is uit de bevedering verdwe-nen, er ontstaat een vogel die vrij koud van kleur is. Deze kleurslag is enkel in de broedtijd te seksen, buiten de broedtijd zijn man en pop gelijk. Verder gelijk aan de wildkleur. Zwartborst huismus man
Wat het eerst opvalt, is dat zowel de man als de pop borsttekening bezitten. Dat het lichaam geen tekening meer laat zien en dat de koptekening in takt blijft. Er moet dan ook op gelet worden dat de koptekening bijna hetzelfde is van vorm en kleur als bij de wildkleur. Het rugdek en mantel moeten zo helder mogelijk van kleur zijn, zonder tekening. Het rugdek van de zwartborst wildkleur zal grauw-wit van kleur zijn, ook laten deze vogels vaak nog wat resttekening zien op de vleugeldekveren. Dit de eerste tijd soepel beoordelen. Uiteraard gaat de vogel met het helderste dek voor. Ook zien we vaak een gele waas op het rugdek en mantel, dit is toegestaan maar gaat de gele kleur overheersen dan is dit een kleurfout die bestraft moet worden bij kleur. Het wegkweken van het geel is een kwestie van selectie. Verder gelijk aan de wildkleur. Zwartborst Bruin huismus man Ook bij deze kleurslag laten de mannen en poppen borsttekening zien. Ook hier is het zaak dat de koptekening in takt blijft. Bij deze kleurslag is het makkelijker een egaal gekleurde mantel en vleugeldek te behalen. Ook hier zien we vaak een resttekening op de leugeldekveren, wat niet gewenst is, maar voorlopig nog soepel behandeld dient te worden. De gele waas op het rugdek en mantel is toegestaan maar gaat de gele kleur overheersen dan is dat eenkleurfout. De vogel met het egaalst roomkleurig dek heeft de voorkeur. Verder gelijk aan de wildkleur. SL Ino huismus man De SL Ino huismus heeft totaal geen zichtbaar pigment meer in zijn bevedering. De ogen zijn helderrood. Alle tekening is verdwenen. Vaak zien we een gele waas over deze vogels liggen dit is soorteigen, omdat de huismus van nature geel in zijn bevedering heeft en mag daarom niet gestraft worden. Een ino met een smetteloos wit veren pak heeft uiteraard de voorkeur. Ook dienen we er op te letten dat de wangen en leugelbochten voldoen dik bevederd zijn. Verder gelijk aan de wildkleur. |
Eumo Bruin huismus pop Wat het eerst opvalt bij de eumo is dat er buiten de broedtijd geen verschil zit tussen man en pop. In de broedtijd heeft de man een klein bruin streepje achter het oog. De zo kenmerkende tekening van kop en borst is bij deze kleurslag niet aanwezig. De manteltekening moet wel zichtbaar blijven, evenals de omzoming van de vleugel- en staartpennen. Alle phaeomelanine is uit de bevedering verdwenen, er ontstaat een vogel die vrij koud van kleur is. Deze kleurslag is enkel in de broedtijd te seksen, buiten de broedtijd zijn man en pop gelijk. Verder gelijk aan de wildkleur. Zwartborst huismus pop
Wat het eerst opvalt, is dat zowel de man als de pop borsttekening bezitten. Dat het lichaam geen tekening meer laat zien en dat de koptekening in takt blijft. Er moet dan ook op gelet worden dat de koptekening bijna hetzelfde is van vorm en kleur als bij de wildkleur. Het rugdek en mantel moeten zo helder mogelijk van kleur zijn, zonder tekening. Het rugdek van de zwartborst wildkleur zal grauwwit van kleur zijn, ook laten deze vogels vaak nog wat resttekening zien op de vleugeldekveren. Dit de eerste tijd soepel beoordelen. Uiteraard gaat de vogel met het helderste dek voor. Ook zien we vaak een gele waas op het rugdek en mantel, dit is toegestaan maar gaat de gele kleur overheersen dan is dit een kleurfout die bestraft moet worden bij kleur. Het wegkweken van het geel is een kwestie van selectie. Verder gelijk aan de wildkleur. Zwartborst Bruin huismus pop Ook bij deze kleurslag laten de mannen en poppen borsttekening zien. Ook hier is het zaak dat de koptekening in takt blijft. Bij deze kleurslag is het makkelijker een egaal gekleurde mantel en vleugeldek te behalen. Ook hier zien we vaak een rest-tekening op de leugeldekveren, wat niet gewenst is, maar voorlopig nog soepel behandeld dient te worden. De gele waas op het rugdek en mantel is toegestaan maar gaat de gele kleur overheersen dan is dat een kleurfout. De vogel met het egaalst roomkleurig dek heeft de voorkeur. Verder gelijk aan de wildkleur.. SL Ino huismus pop De SL ino huismus heeft totaal geen zichtbaar pigment meer in zijn bevedering. De ogen zijn helderrood. Alle tekening is verdwenen. Vaak zien we een gele waas over deze vogels liggen dit is soorteigen, omdat de huismus van nature geel in zijn bevedering heeft en mag daarom niet gestraft worden. Een ino met een smetteloos wit veren pak heeftuiteraard de voorkeur. Ook dienen we er op te letten dat de wangen en leugelbochten voldoen dik bevederd zijn. Verder gelijk aan de wildkleur. |
- Mariëtte M S Vogel Vlucht idee van mutatie, de combiplaat was zo leuk dat ik foto moest nemen hiervan. 😉
26-02-2016
|
- Frans Swaen er zijn veel mutaties van de huismussen ,mooiste vond ik de eumo's en bruinpastel ,meer als 15 jaar mussen gekweekt in 2010 wereldkampioen met wildkleurpastel ,en als eerste in nederland de eumo en bruinpastel gekweekt
2010
Spaanse mus, (Passer d. hispaniolensis)
|
De Spaanse mus wordt nog maar in zeer beperkte mate gekweekt, men komt deze soort dan ook nog zelden op de tentoonstelling tegen.
Voor de Spaanse mus is dan ook geen kleur- en tekeningstandaard beschreven maar een soortbeschrijving die gebruikt kan worden als herkenningsmiddel. Broed plaatselijk, net als de huismus, in nissen van gebouwen, maar is vaker te vinden in hoog struikgewas of boomgroepen, meestal aan rivieren of aan moerasranden en vaak in grote kolonies. Bouwt gesloten nest van stro en twijgen, nestelt bovendien in takkennesten van roofvogels en ooievaars. Standvogel of korte afstandstrekker in het Westen. Dwaalgast in NoordwestEuropa. |
Tijdens de trek overdag in voor- en najaar in Zuidoost–Europa (Balkan landen) in typische dichte zwermen.
Hybridiseert met de huismus vooral in Noord-Afrika.
Deze bastaarden vertonen kenmerken van beide soorten in de bevedering, vooral wat betreft de zwarte tinten op de mantel en in enkele strepen op de flanken.
De Spaanse mus heeft, nog meer dan onze huismus, een duidelijk broed- en winterkleed, aangezien de meeste vogels in rustkleed geshowd zullen worden zal de tekening en kleur matter zijn.
Bij de beoordeling van deze vogels dient men hier rekening mee te houden.
De pop van de Spaanse mus lijkt veel op de pop van de huismus, de snavel is wat forser, een meer duidelijke en donkerdere hubzwartborst
Hybridiseert met de huismus vooral in Noord-Afrika.
Deze bastaarden vertonen kenmerken van beide soorten in de bevedering, vooral wat betreft de zwarte tinten op de mantel en in enkele strepen op de flanken.
De Spaanse mus heeft, nog meer dan onze huismus, een duidelijk broed- en winterkleed, aangezien de meeste vogels in rustkleed geshowd zullen worden zal de tekening en kleur matter zijn.
Bij de beoordeling van deze vogels dient men hier rekening mee te houden.
De pop van de Spaanse mus lijkt veel op de pop van de huismus, de snavel is wat forser, een meer duidelijke en donkerdere hubzwartborst
Ondersoorten
De Spaanse mus is geen soort op zich, het is een ondersoort van de huismus (passer d. domesticus) Voor een overzicht van de ondersoorten wordt naar de standaard van de huismus verwezen
Erfelijkheid en veerstructuur
In de bevedering van de Spaanse mus is naast eumelanine en phaeomelanine ook geel carotenoïde te vinden.
Er is een bruine mutant van de Spaanse mus bekend, maar daar zijn nog zo weinig vogels van dat het nog niet zinvol is deze te beschrijven.
Er is een bruine mutant van de Spaanse mus bekend, maar daar zijn nog zo weinig vogels van dat het nog niet zinvol is deze te beschrijven.
Fysieke standaard |
van de Spaanse Mus |
Formaat |
De Spaanse mus is 14,5 cm. lang, gemeten tussen de punt van de snavel en het uiteinde van de staart. |
Model |
De Spaanse mus is een goed gevulde vogel, de kop Is tamelijk groot, plat wat ingetrokken en breed. Van opzij gezien moet de borst-/buiklijn vanaf de keel tot aan de onderstaartdekveren van voldoende volume zijn en regelmatig verlopen. Van voren gezien dient de borst vol en goed rond te zijn, maar niet vet. Het achterlijf mag niet de indruk wekken dat dit is uitgezakt. De rug moet vanaf de nek tot en met de staart een nagenoeg rechte lijn vormen. De ronde kop moet een regelmatige gebogen lijn vormen, met het oog centraal ten opzichte van de schedel. |
Houding |
Een Spaanse mus dient rustig op stok te zitten. Hij hoort rechtop te zitten en het lichaam dient los van de stok te blijven. De vleugels dienen strak langs de romp gedragen te worden, waarbij de vleugelpunten sluiten op de stuit. De kop wordt iets opgericht gedragen. |
Conditie |
Een goede lichamelijke conditie is een eerste vereiste. |
Poten |
De poten moeten recht en stevig zijn, zonder verruwingen of vergroeiingen. De tenen, waarvan drie naar voren en één naar achteren, dienen op een natuurlijke wijze stevig om de stok te klemmen. Elke teen is voorzien van een iets gekromde nagel. |
Snavel |
De bovensnavel is iets langer. Onder- en bovensnavel dienen goed op elkaar te sluiten en moeten onbeschadigd zijn. |
Ringmaat |
3,0 mm. |
Bevedering |
Het onbeschadigde verenkleed dient strak en aaneengesloten gedragen te worden. |
Kleur |
Spaanse mus man Spaanse mus pop |
Kop Schedel en nek |
In de zomer diep kastanjebruin. In de winter matter van tint. |
Wangen |
Wit met een grijze waas. In de winterwangen grijs. |
Schedel en nek |
Bruin met grijze waas. In de winter matter van tint. |
Lichaam Buik |
Grijs, witachtig. |
Flanken |
Grijswit. |
Mantel |
Zwart geschubd op een heldere beige ondergrond. |
Stuit |
Donkergrijs. |
Buik |
Grijs, witachtig. |
Flanken |
Grijswit |
Vleugels Vleugelpennen Vleugeldekveren |
Zwartgrijs. |
Staart Staartpennen |
Zwartgrijs |
Onderstaartdekveren |
Grijsachtig. |
Snavel |
Bruin tot grijsachtig, in de winter geelachtig aan de basis. In de broedtijd zwart Grijsachtig met bruine punt, onder snavel strogeel. |
Poten |
Grijsbruin. |
Nagels |
Grijszwart. |
Ogen |
Zwart, met smalle bruine iris. |
Tekeningpatroon |
De tekening onderdelen van de SpaanseMus zijn |
Kop en nek |
Boven het oog een witte streep, vanaf de snavelbasis loopt door het oog de zwarte teugel. Keel volledig egaal zwart. De diep kastanjebruine nektekening verbreedt zich en loopt aan de basis van de achterwang spits uit. Boven het oog een witte streep, vanaf de snavelbasis loopt, door het oog, de zwarte teugel. Een uitgesproken wenkbrauwstreep, deze loopt over de oordekveren tot de nekzijden en is strak afgelijnd en zeemkleurig. |
Lichaam |
Borst, aan de basis zwart overgaand in zwarte schubtekening. Flanken grijswit met een duidelijke zwarte schubtekening. Rugdek en mantel zwaar zwart geschubd. De borst heeft een waarneembare donkergrijze schubtekening. Flanken grijswit met een duidelijke grijze schubtekening. Rugdek en mantel zwaar zwart geschubd. |
Vleugels |
De grijszwarte vleugelpennen hebben een kastanjebruine omzoming. De omzoming van de armpennen zijn breder roseachtige. De vleugel dekveren hebben witte omzomingen die op de primaire vleugeldekveren breder worden waardoor er een vleugelband ontstaat. Toppen middelste vleugeldekveren zwart. |
Staart |
Op de staartpennen bevindt zich aan de buitenvlaggen een smalle bruine omzoming . |
Italiaanse mus (Passer domesticus italiae)
|
De Italiaanse mus wordt nog maar in zeer beperkte mate gekweekt, men komt deze soort dan ook nog zelden op de tentoonstelling tegen. Voor de Italiaanse mus is dan ook geen kleur- en tekeningstandaard beschreven maar een soortbeschrijving die gebruikt kan worden als herkenningsmiddel.
De Italiaanse mus komt voor in Italië, Corsica, Malta en Kreta. Broed plaatselijk, net als de huismus, in nissen van gebouwen, maar is vaker te vinden in hoog struikgewas of boomgroepen, meestal aan rivieren of aan moerasranden en vaak in grote kolonies. |
Bouwt gesloten nesten van stro en twijgen, nestelt bovendien in takkennesten van roofvogels.
Vrij stabiele hybride populaties komen onder meer voor op Malta en Sicilië de Italiaanse mus wordt veelal als een aparte soort beschouwt waar het onduidelijk is of het een nauw verwante soort betreft.
Vrij stabiele hybride populaties komen onder meer voor op Malta en Sicilië de Italiaanse mus wordt veelal als een aparte soort beschouwt waar het onduidelijk is of het een nauw verwante soort betreft.
Ondersoorten
De Italiaanse mus is geen soort op zich het is een ondersoort van de huismus ( passer d. omesticus) Voor een overzicht van de ondersoorten wordt naar de standaard van de huismus verwezen.
Erfelijkheid en veerstructuur
In de bevedering van de Italiaanse mus is naast eumelanine en phaeomelanine ook geel carotenoïde te vinden.
Er zijn geen mutaties van de Italiaanse mus bekend. |
|
Fysieke standaard |
van de Italiaanse Mus |
Formaat |
De Italiaanse mus is 14-16 cm. lang, gemeten tussen de punt van de snavel en het uiteinde van de staart. |
Model |
De Italiaanse mus is een goed gevulde vogel, met een kop die tamelijk robuust en plat is. Van opzij gezien moet de borst-/buiklijn vanaf de keel tot aan de onderstaartdekveren van voldoende volume zijn en regelmatig verlopen. Van voren gezien dient de borst vol en goed rond te zijn, maar niet vet. Het achterlijf mag niet de indruk wekken dat dit is uitgezakt. De rug moet vanaf de nek tot en met de staart een nagenoeg rechte lijn vormen. De ronde kop moet een regelmatige gebogen lijn vormen, met het oog centraal ten opzichte van de schedel. |
Houding |
Een Italiaanse mus dient rustig op stok te zitten. Hij hoort rechtop te zitten en het lichaam dient los van de stok te blijven. De vleugels dienen strak langs de romp gedragen te worden, waarbij de vleugelpunten sluiten op de stuit. De kop wordt iets opgericht gedragen. |
Conditie |
Een goede lichamelijke conditie is een eerste vereiste. |
Poten |
De poten moeten recht en stevig zijn, zonder verruwingen of vergroeiingen. De tenen, waarvan drie naar voren en één naar achteren, dienen op een natuurlijke wijze stevig om de stok te klemmen. Elke teen is voorzien van een iets gekromde nagel. |
Snavel |
Zware snavel waarvan de bovensnavel iets langer is. Onder- en bovensnavel dienen goed op elkaar te sluiten en moeten onbeschadigd zijn. |
Ringmaat |
3,0 mm. |
Bevedering |
Het onbeschadigde verenkleed dient strak en aaneengesloten gedragen te worden. |
Kleur |
Italiaanse mus man. Italiaanse mus pop. |
Kop Schedel en nek |
Zijn bruinroze. |
Wangen |
Wit, met een grijze waas. |
Schedel en nek |
Gehele bovenschedel, nek en wangen grauwbruin. Kin en keelstreek grijsachtig |
Lichaam Buik |
Bovendeel, zwart overgaand in grijs op de buik en onderlichaam. |
Flanken |
Grijs tot witachtig. |
Mantel |
Rugdek en Mantel, bruin. |
Stuit |
Grijsachtig beige. |
Buik |
Grijs, witachtig. Aarsstreek iets lichter. |
Flanken |
Grijswit |
Vleugels Vleugelpennen Vleugeldekveren |
Zwartbruin, grote vleugel dekveren zwartbruin. De schouderdekveren zijn roze van kleur Vleugelpennen zwartbruin |
Staart Staartpennen |
Zwartbruin. |
Onderstaartdekveren |
Grijsachtig. |
Snavel |
Bruin tot zwartachtig. In de broedtijd donkerder. De ondersnavel is strogeel van kleur de bovensnavel heeft een bruine punt. |
Poten |
Grijsbruin. |
Nagels |
Donker hoornkleurig. |
Ogen |
Ogen Zwart, met smalle bruine iris. |
Tekeningpatroon |
De tekening onderdelen van de Italiaanse mus man, Italiaanse mus pop zijn: |
Kop en nek |
De bruinroze nektekening verbreedt zich en loopt aan de basis van de achterwang spits uit. Wangen witachtig met een grijze waas, boven het oog een smalle witte onderbroken wenkbrauwstreep, vanaf de snavelbasis loopt, door het oog, de zwartgrijze teugel. Keel brede egaal zwarte keelvlek. De wenkbrauwstreep lichtbruin. Teugel en oogring beigebruin. |
Lichaam |
Borst zwart. Een duidelijke donkerdere zwartbruine onderbroken streeptekening op de rug. Op de flanken een zwakke streeptekening. |
Vleugels |
De zwartbruine vleugelpennen met een rosachtige omzoming. De omzoming van de armpennen is breder en rosachtige. Vleugeldekveren zwartbruin met brede roze omzomingen. De grote vleugeldekveren zijn zwartachtige en zeer breed met wit omzoomd waardoor er een zuiver witte vleugelband word gevormd. De zwartbruine vleugelpennen met een crèmebruine omzoming. |
Staart |
Op de staartpennen bevindt zich aan de buitenvlaggen een smalle bruine rand. |
Bron:
|
|
Goedemiddag mooie site heeft U, momenteel werk ik aan een hoofdstuk over de huismus! De site van de Gespreksgroep Regio 4 ! Mijn vraagje aan U is zou ik de afbeeldingen die op uw site staan van de mussen en hun mutaties mogen plaatsen op onze site natuurlijk met vermelding van uw site. Hier de link waar de afbeeldingen komen op te staan. https://regiovier.weebly.com/huismus.html Met vriendelijke groet Margriet.
Onze vleugeltjes Je mag gerust de tekst en de foto's gebruiken. groeten piet |
22-02-2016
De huismus (Passer domesticus) is een kleine zangvogel die samen met ongeveer twintig andere mussensoorten zoals de ringmus, behoort tot de familie Passeridae. De huismus eet voornamelijk zaden en insecten. De zang van het vogeltje beperkt zich doorgaans tot getjilp. De huismus beweegt zich vliegend of hippend voort. De mus is een standvogel: hij blijft doorgaans rond dezelfde plek wonen. Het mannetje is duidelijk te onderscheiden van het vrouwtje, omdat de eerste zwarter en bruiner getekend is. De huismus eet voornamelijk zaden en insecten. De zang van het vogeltje beperkt zich doorgaans tot getjilp. De huismus beweegt zich vliegend of hippend voort. De mus is een standvogel: hij blijft doorgaans rond dezelfde plek wonen. Het mannetje is duidelijk te onderscheiden van het vrouwtje, omdat de eerste zwarter en bruiner getekend is.
|
In de ruitijd is hun verenkleed soms nauwelijks meer te herkennen als zijnde van een huismus.
Soorten die uiterlijk op de huismus lijken en daarmee verward kunnen worden zijn de heggenmus, de ringmus, het vrouwtje vink en de Spaanse mus. Deze laatste komt zelden voor in Nederland en België.
Soorten die uiterlijk op de huismus lijken en daarmee verward kunnen worden zijn de heggenmus, de ringmus, het vrouwtje vink en de Spaanse mus. Deze laatste komt zelden voor in Nederland en België.
Volwassen huismussen zijn graan- en onkruidzadeneters en passen zich gemakkelijk aan aan wat beschikbaar is. Granen als haver, tarwe en gerst hebben de voorkeur. Omdat huismussen geen kiezen hebben wordt voor de vertering van de zaden grit gebruikt. Ook eten huismussen groenten, in de vorm van bladeren van diverse planten en gele krokus[3] , en fruit zoals appels en abrikozen. Jonge huismussen worden door de ouders vooral gevoerd met insecten zoals vliegen en muggen. Huismussen bijvoeren kan in principe het hele jaar door. Bijvoorbeeld met duiven- of kippenvoer, zoals het goedkope gemengd graan met gebroken mais. Oud brood is niet zo geschikt vanwege het extra zout dat daaraan wordt toegevoegd.
Roofvogels zoals de sperwer, ransuil en kerkuil, kraaiachtigen zoals de ekster, kauw en gaai, spechten en zoogdieren zoals de kat zijn (min of meer) natuurlijke vijanden van de huismus.
Roofvogels zoals de sperwer, ransuil en kerkuil, kraaiachtigen zoals de ekster, kauw en gaai, spechten en zoogdieren zoals de kat zijn (min of meer) natuurlijke vijanden van de huismus.
De huismus leeft in grote delen van de wereld, in ieder geval in bijna alle gematigde en subtropische gebieden. Het dier komt vaak dicht bij of in de woongebieden van mensen voor en geldt als cultuurvolger. Voor een deel is de verspreiding op een natuurlijke wijze verlopen, voor een deel is de huismus door de mens actief verspreid.
De huismus heeft zich mogelijk in de prehistorie verspreid door de uitbreiding van de landbouw van de mens te volgen. In Noord-Amerika, Australië en in Nieuw-Zeeland is de huismus tussen 1850 en 1870 bewust op verschillende plaatsen uitgezet. In 1872 werden ze in Buenos Aires uitgezet en in 1953 in Peru. In 1890 werden huismussen in Zuid-Afrika uitgezet.
In koudere streken, zoals rond de poolcirkel, kan de mus dankzij de warme omgeving van de mensen overleven. De huismus en de ringmus hebben een deels complementaire spreiding: waar de huismus de overhand heeft, zijn er veel minder ringmussen, en vice versa.
Jonge huismussen, juvenielen genaamd, verspreiden zich jaarlijks in de loop van de zomer en de herfst over een groter gebied. Dit verschijnsel heet dispersie. Dat kan een plaatsverwisseling zijn met juvenielen uit een andere kolonie, of het kan een nieuw gebied zijn waar heen getrokken wordt. De grootste vastgestelde afstand die een juveniele huismus ooit heeft afgelegd, was 545 km.[4] Uit Duits en Brits ringonderzoek blijkt echter dat 91% van de terug gemelde huismussen binnen een straal van 2 kilometer van de geboortegrond aangetroffen wordt, en 6% op een afstand van 2 tot 7 kilometer. Kanttekening daarbij is dat van kleine zangvogels als de huismus slechts ongeveer 5% van de geringde vogels terug gemeld wordt. Hoe ver de overige 95% uit gezwermd is is vooralsnog onbekend. Het bovenstaande maakt duidelijk dat een enkele huismussenkolonie bij gunstige omstandigheden de wijde omgeving opnieuw met huismussen kan bevolken.
De huismus heeft zich mogelijk in de prehistorie verspreid door de uitbreiding van de landbouw van de mens te volgen. In Noord-Amerika, Australië en in Nieuw-Zeeland is de huismus tussen 1850 en 1870 bewust op verschillende plaatsen uitgezet. In 1872 werden ze in Buenos Aires uitgezet en in 1953 in Peru. In 1890 werden huismussen in Zuid-Afrika uitgezet.
In koudere streken, zoals rond de poolcirkel, kan de mus dankzij de warme omgeving van de mensen overleven. De huismus en de ringmus hebben een deels complementaire spreiding: waar de huismus de overhand heeft, zijn er veel minder ringmussen, en vice versa.
Jonge huismussen, juvenielen genaamd, verspreiden zich jaarlijks in de loop van de zomer en de herfst over een groter gebied. Dit verschijnsel heet dispersie. Dat kan een plaatsverwisseling zijn met juvenielen uit een andere kolonie, of het kan een nieuw gebied zijn waar heen getrokken wordt. De grootste vastgestelde afstand die een juveniele huismus ooit heeft afgelegd, was 545 km.[4] Uit Duits en Brits ringonderzoek blijkt echter dat 91% van de terug gemelde huismussen binnen een straal van 2 kilometer van de geboortegrond aangetroffen wordt, en 6% op een afstand van 2 tot 7 kilometer. Kanttekening daarbij is dat van kleine zangvogels als de huismus slechts ongeveer 5% van de geringde vogels terug gemeld wordt. Hoe ver de overige 95% uit gezwermd is is vooralsnog onbekend. Het bovenstaande maakt duidelijk dat een enkele huismussenkolonie bij gunstige omstandigheden de wijde omgeving opnieuw met huismussen kan bevolken.
Onder meer in Nederland is de huismussenpopulatie sinds de jaren 1970 afgenomen. In de jaren 1970 werd het aantal broedparen geschat op 1 à 2 miljoen. Tussen 1990 en 2000 is het aantal ongeveer gehalveerd. Ook in Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk is sprake van de achteruitgang.[9] Echter, sinds 2000 lijkt het of het aantal broedparen van de huismus in Nederland stabiliseert. Verder blijkt dat in een nieuwe stad als Almere, de situatie voor huismussen veel gunstiger is dan in een oude stad als Amsterdam, waar afnames van 90% plaats hebben gevonden. Na de merel is de huismus nog steeds de meest algemene broedvogel in Nederland. Ook in andere Europese landen zijn florerende mussenpopulaties te vinden. Internationaal is de huismus daarom geen bedreigde soort en staat deze met de aanduiding veilig op de IUCN-lijst. De oorzaken voor de achteruitgang van de aantallen huismussen na 1980 zijn niet goed bekend. Genoemd worden:
Afname schuil- en nestgelegenheid door:
andere huizenbouw (minder geschikte dakpanconstructie),
andere tuininrichting (minder ligusterheggen) en
andere stedelijke inrichting (minder ruige landjes)
Afname voedselaanbod door onder andere:
efficiëntere oogst-, opslag- en transportmethoden (minder verspilling graan),het in onbruik raken van het uitslaan van tafelkleden, het gebruik van insecticiden en stoffen als MTBE in de loodvrije benzine (minder insecten) en de afname van groengebieden in steden (minder insecten).Toename predatie, vooral door de huiskat.
Afname schuil- en nestgelegenheid door:
andere huizenbouw (minder geschikte dakpanconstructie),
andere tuininrichting (minder ligusterheggen) en
andere stedelijke inrichting (minder ruige landjes)
Afname voedselaanbod door onder andere:
efficiëntere oogst-, opslag- en transportmethoden (minder verspilling graan),het in onbruik raken van het uitslaan van tafelkleden, het gebruik van insecticiden en stoffen als MTBE in de loodvrije benzine (minder insecten) en de afname van groengebieden in steden (minder insecten).Toename predatie, vooral door de huiskat.
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen bescherming van de leefomgeving en bescherming van de vogel zelf. In Nederland zijn beiden beschermd. De leefomgeving, ook wel habitat genoemd, is beschermd via de Flora- en faunawet. Belangrijke habitat-elementen als nesten, schuilplaatsen en gezamenlijke slaapplaatsen (roesten) zijn daarmee het jaar rond beschermd. Dat houdt in dat deze habitat-elementen niet zonder mitigerende (vooraf getroffen, vervangende) maatregelen mogen worden verwijderd, onbruikbaar gemaakt of afgesloten bij werkzaamheden als dakrenovaties, aanbrengen van zonnepanelen, groenbeheer, en dergelijken. Maar ook de vogel zelf, alsmede eieren en jongen, zijn in Nederland beschermd. Sinds 2004 staat de huismus als gevoelig op de Nederlandse rode lijst om aan te geven dat deze afname in aantal 'zorgelijk' is. In Vlaanderen is de huismus als achteruitgaand op de rode lijst gezet.
In Nederland en Vlaanderen zijn, net als elders in Europa, verenigingen en stichtingen actief bij onderzoek en bescherming van de huismus. Vaak aanbevolen maatregelen zijn het aanbrengen van mussenpannen,
In Nederland en Vlaanderen zijn, net als elders in Europa, verenigingen en stichtingen actief bij onderzoek en bescherming van de huismus. Vaak aanbevolen maatregelen zijn het aanbrengen van mussenpannen,
huiszwaluwnestkommen, vogelvides, nestkasten, neststenen en mussenpotten, de zorg voor voedsel het jaar rond, aanplant van wintergroene planten, heggen en hagen om als schuil- en slaapplaats te dienen en de aanleg van meer en anders beheerd openbaar groen in de steden.
Het in kaart brengen van habitatelementen van de huismus, zoals nest-, schuil- en slaapplaatsen, wordt sinds 2012 gedaan via het landelijke project Zet de Huismus op de Kaart. Dit project heeft ten doel de habitat van de huismus in kaart te brengen om dit te beschermen. Het inzichtelijk maken van de aantalsontwikkeling van rond de 35 soorten stadsvogels, waaronder de huismus, maakt in Nederland onderdeel uit van een landelijk project, het zogenaamde Meetnet Urbane Soorten (MUS)-project. De huismussen worden daarbij van kleurringen voorzien.
In 2011 is in Nederland de eerste Soortenstandaard van de Huismus uitgebracht in opdracht van de Dienst Landelijk Gebied. Deze soortenstandaard biedt praktische handvatten aan bedrijven die tijdens werkzaamheden met de beschermde vogel geconfronteerd worden. Doel ervan is te voorkomen dat bedrijven bij werkzaamheden de Flora- en faunawet overtreden. Deze Soortenstandaard van de huismus wordt met enige regelmaat herzien. In 2015 zal de tweede versie verschijnen.
Het in kaart brengen van habitatelementen van de huismus, zoals nest-, schuil- en slaapplaatsen, wordt sinds 2012 gedaan via het landelijke project Zet de Huismus op de Kaart. Dit project heeft ten doel de habitat van de huismus in kaart te brengen om dit te beschermen. Het inzichtelijk maken van de aantalsontwikkeling van rond de 35 soorten stadsvogels, waaronder de huismus, maakt in Nederland onderdeel uit van een landelijk project, het zogenaamde Meetnet Urbane Soorten (MUS)-project. De huismussen worden daarbij van kleurringen voorzien.
In 2011 is in Nederland de eerste Soortenstandaard van de Huismus uitgebracht in opdracht van de Dienst Landelijk Gebied. Deze soortenstandaard biedt praktische handvatten aan bedrijven die tijdens werkzaamheden met de beschermde vogel geconfronteerd worden. Doel ervan is te voorkomen dat bedrijven bij werkzaamheden de Flora- en faunawet overtreden. Deze Soortenstandaard van de huismus wordt met enige regelmaat herzien. In 2015 zal de tweede versie verschijnen.
Bron bovenstaande tekst:.http://nl.wikipedia.org/wiki/Huismus