De Vlaamse gaai , ook wel kortweg gaai genoemd, of schreeuwekster of meerkol, is een opvallend gekleurde kraaiachtige.
Voedsel vindt de Vlaamse gaai in bomen en struiken, in de lucht en op de grond; het betreft een breed spectrum van dierlijk en plantaardig dieet: insecten en ongewervelden (waaronder veel plaagdieren), eikels, beukennootjes, hazelnoten en andere zaden en noten, vruchten als bramen, kersen, frambozen en lijsterbessen. Ook kleine of jonge zangvogels en eieren behoren tot het dieet, evenals kleine knaagdieren. Met de sterke snavel hakt de gaai gaten in harde omhulsels als slakkenhuizen, notendoppen en eierschalen en doorwoelt hij bodem, dierenpoep en menselijk afval.
De eik is afhankelijk van de gaai voor het verspreiden van eikels: de gaai vervoert ze in zijn keel en tussen zijn snavel naar plaatsen met een zachte ondergrond, waarna hij ze in de aarde duwt. Zo legt hij een wintervoorraad aan. Hij vergeet alleen een aantal plekjes. Wat niet teruggevonden wordt, kan uitgroeien tot een nieuwe eik. Om deze reden wordt de gaai ook wel 'de grootste bosbouwer' genoemd. De Duitse naam voor de gaai (Eichelhäher) typeert het gedrag. De wetenschappelijke naam Garrulus glandarius valt vrij te vertalen als voortdurend krassende eikelzoeker.
De gaai bouwt zijn nest het liefst in bomen en legt eenmaal per jaar 5 tot 7 eieren, van half april t/m mei. De broedtijd bedraagt 16 dagen. De eieren zijn lichtgroen tot lichtblauw met zwarte spikkeltjes en een donkere krans aan de stompe kant. De jongen vliegen na 15-17 dagen uit.
Luid geschreeuw, niet te verwarren met het geluid van andere vogels. In bosgebieden reageren zij luid op mogelijke indringers, wat als alarmfunctie voor andere dieren fungeert.
De eik is afhankelijk van de gaai voor het verspreiden van eikels: de gaai vervoert ze in zijn keel en tussen zijn snavel naar plaatsen met een zachte ondergrond, waarna hij ze in de aarde duwt. Zo legt hij een wintervoorraad aan. Hij vergeet alleen een aantal plekjes. Wat niet teruggevonden wordt, kan uitgroeien tot een nieuwe eik. Om deze reden wordt de gaai ook wel 'de grootste bosbouwer' genoemd. De Duitse naam voor de gaai (Eichelhäher) typeert het gedrag. De wetenschappelijke naam Garrulus glandarius valt vrij te vertalen als voortdurend krassende eikelzoeker.
De gaai bouwt zijn nest het liefst in bomen en legt eenmaal per jaar 5 tot 7 eieren, van half april t/m mei. De broedtijd bedraagt 16 dagen. De eieren zijn lichtgroen tot lichtblauw met zwarte spikkeltjes en een donkere krans aan de stompe kant. De jongen vliegen na 15-17 dagen uit.
Luid geschreeuw, niet te verwarren met het geluid van andere vogels. In bosgebieden reageren zij luid op mogelijke indringers, wat als alarmfunctie voor andere dieren fungeert.
Roep van de Vlaamse Gaai
|
Zang van de Vlaamse Gaai
|
|
|
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Vlaamse_gaai
08-08-2015
|
03-09-2015
|
|
|
De Vlaamse Gaai wordt hier getoond en besproken. De informatie op deze pagina is door onze leden als zowel onze facebook leden verzameld. De reacties zijn gekopieerd vanaf onze facebook pagina inclusief taalfouten enz. Doel om zoveel mogelijk info over de Vlaamse Gaai verkrijgen op 1 plek